Ingebruikname - GAUI X5 Lite Bedienungsanleitung

8. Ongebruikt menupunt 1:
9. Klokfrequentie: 12 kHz / 8 kHz (standaardinstelling: 12 kHz)
De motoraanstuurfrequentie van 8 kHz is geschikt voor de meeste Brushless-motoren. Voor motoren met een hoge KV-
aanduiding en veel polen maakt een hogere klokfrequentie een betere motorloop mogelijk. Alleszins stijgt daardoor
ook de thermische belasting van de regelaar.
10. BEC-spanning: 5,25 V / 6 V (standaardinstelling 5,25 V)
11. Ongebruikt menupunt 2:
12. LiPo-cellen: Auto / 2S / 3S / 4S / 5S / 6S (standaardinstelling: Auto)
Bij het aansluiten van de accu aan de toerentalregelaar geeft deze overeenkomstig het aantal herkende accucellen
meerdere signaaltonen weer. Als u oudere of zwakkere accu's gebruikt, kan het tot fouten bij de automatische
cellenherkenning komen. In dit geval raden wij u aan om het cellenaantal manueel in te stellen.

Ingebruikname

1. Stel de gas-stuurknuppel op uw afstandsbediening in de onderste positie (motor uit).
2. Sluit de accu op de toerentalregelaar aan. Let hierbij altijd op de juiste poolrichting van de aansluitkabel: rood = plus
(+); zwart = min (-).
De regelaar voert nu een zelftest uit en geeft als teken dat de aangesloten spanning binnen het normale bereik ligt, via
de aangesloten motor 3 korte stijgende signalen weer.
Aansluitend worden telkens naargelang het cellenaantal 2 – 6 korte tonen weergegeven.
Tot slot signaleert een lange signaaltoon het einde van de zelftest en de bedrijfsgereedheid van de regelaar. Tegelijk
worden de signalen door het synchrone knipperen van de ingebouwde rode LED optisch ondersteund.
Als de aangesloten motor geen signaaltoon uitgeeft, controleert u de correcte bekabeling.
Als de regelaar na de 3 korte stijgende tonen slechts twee korte tonen weergeeft, wordt de huidige stand van de
gas-stuurknuppel als volgaspositie herkend. In dit geval brengt u de stuurknuppel in de juiste positie of gebruikt
u de servo-reversefunctie op de zender voor het gaskanaal.
Wanneer de rode LED 2 x per seconde knippert, is de aangesloten bedrijfsspanning van de toerentalregelaar te
laag of te hoog. In dit geval controleert u de aangesloten accu.
3. Aangezien elke zender makkelijk te onderscheiden stuursignalen weergeeft, is het nodig de daadwerkelijk beschikbare
stuurweg in de toerentalregelaar op te slaan. De precieze werkwijze is in het volgende hoofdstuk „Leren van de gas-
stuurweg" beschreven.
Alarmsignalen
Ingangsspanning buiten het toegelaten bereik:
Tijdens het gebruik controleert de toerentalregelaar de bedrijfsspanning. Wanneer deze zich niet in het toegelaten
spanningsvenster bevindt, geeft de toerentalteller via de aangesloten motor een waarschuwingssignaal weer. In een afstand
van ca. 1 seconde weerklinken twee signaaltonen en de rode LED knippert op hetzelfde tempo.
Zendersignaal wordt niet herkend:
Wanneer tijdens het gebruik het zendersignaal niet wordt herkend, stopt de motor en geeft in een afstand van 2 seconden
een korte signaaltoon weer. De rode LED knippert op hetzelfde tempo. Van zodra opnieuw een geldig zendersignaal wordt
herkend, schakelt de toerentalregelaar de motor opnieuw in.
Gas-stuurknuppel in de verkeerde stand:
Indien de gas-stuurknuppel zich bij het inschakelen in de onderste positie bevindt, geeft de op de toerentalregelaar aangesloten
motor in een afstand van 0,25 seconden korte signaaltonen weer en knippert de rode LED op hetzelfde tempo. Als de
stuurknuppel in de onderste stand wordt gezet, worden per cellenaantal 2 – 6 korte signalen uitgegeven en aansluitend de
bedrijfsgereedheid met een lange toon weergegeven.
110