Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

12. STARTHULP

Belangrijk!
Het snelstartsysteem is uitsluitend geschikt voor voertuigen met een boordspanning van 12 V, waarbij de
minpool van de voertuigaccu met de carrosserie is verbonden.
Neem de informatie en veiligheidsvoorschriften in de gebruiksaanwijzing van het voertuig in acht om te controleren
of starthulp mogelijk is. Moderne voertuigen zijn voorzien van gevoelige elektronica en besturingselementen die bij
een verkeerd gebruik beschadigd kunnen raken!
Omwille van de beperkte accucapaciteit is het snelstartsysteem alleen geschikt als starthup voor voertuigen die zelf
een auto-accu met een capaciteit van max. 30 mA ingebouwd hebben. Dit zijn in regel trekker-maaiers, motorfietsen
of kleine auto's met benzinemotor.
Voor hulp bij het starten gaat u als volgt te werk:
• Schakel de ontsteking van het voertuig, waaraan u starthulp wil geven, uit. Schakel alle elektrische verbruikers uit
(vb. radio, licht, etc.).
• Zorg ervoor dat de in het snelstartsysteem ingebouwde accu volledig is opgeladen (zie hoofdstuk 8).
• De draaischakelaar (11) moet zich in de stand „OFF" bevinden (uitgeschakeld). Schakel bovendien alle andere
functies van het snelstartsysteem (werklamp, USB-uitgang, etc.) uit.
• Bij voertuigen, waarvan de minpool van de voertuigaccu met de carrosserie is verbonden (huidige voertuigen),
verbindt u eerst de rode krokodilklem van het snelstartsysteem met de pluspool („+") van de voertuigaccu.
• Aansluitend moet de zwarte krokodilklem met een vrij metalen deel (geen gelakkeerd metaal, kunststof) van het
motorblok worden verbonden. Houd een zo groot mogelijke afstand tot de voertuigaccu en de brandstofleidingen.
• Als de kabelklemmen aan de verkeerde polen zijn aangesloten, licht de LED (3) rood op en weerklinkt er een
waarschuwingstoon.
• Als de plus- en minkabels correct zijn aangesloten, licht de LED (3) groen op. Bovendien wordt gedurende enkele
seconden de schermindicator ingeschakeld. Op het scherm ziet u rechts de laadtoestand van de interne accu in
procenten. Links op het scherm ziet u de laadtoestand van de voertuigaccu. Deze laadtoestand wordt weergege-
ven met „Battery OK, Battery Low of Battery Dead". Houd daarbij ook rekening met de voorschriften in het volgend
hoofdstuk 13.
De LED-indicator voor voorgepoolde of aan de juiste polen aangesloten verbindingen werkt uitsluitend bij
een restspanning van de voertuigaccu van hoger of gelijk aan 5 V. Als de LED (3) niet of slechts heel zwak
oplicht, heeft de voertuigaccu een lagere spanning dan 5 V. In dit geval mag er geen aansluiting aan het snel-
startsysteem volgen wegens de te verwachten stromen. De voertuigaccu moet in dit geval worden verwijderd
en met behulp van een geschikt laadapparaat worden opgeladen.
• Zet de draaischakelaar (11) in de „ON"-positie.
• Voer een startpoging bij het voertuig uit (ongeveer 5 - 6 seconden). Laat de startmotor niet langer dan 6 seconden
werken. Het snelstartsysteem is niet voor langere startpogingen voorzien. Neem na de 6 seconden een pauze van
minstens 3 minuten.
• Wanneer de motor ook na meerdere startpogingen niet start, beëindigt u de starthulp.
54

Quicklinks ausblenden:

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis