Schuif de reinigingsmiddelslang zover
mogelijk in het reinigingsmiddelreser-
voir en draai het speciale deksel vast.
Verwijder de ventielbuis.
Draai indien nodig beide gaskleppen
van de ventielbuis rechtsom om de gas-
toevoer te sluiten.
Controleer de afdichtingen aan de ven-
tielbuis op beschadiging en vervang
deze indien nodig (zie Onderhoud).
Draai de gaspatronen rechtsom vast
aan de ventielbuis en plaats deze in de
behuizing.
Draai beide gaskleppen van de ventiel-
buis linksom om de gastoevoer te ope-
nen.
Plaats het apparaatdeksel en klik de
vergrendelingen vast. Let op dat er
geen slangen worden gebogen of inge-
klemd.
Schroef de borstel op de sproeier van
de lans.
Draagstel: heupgordel,
schouderdrager en borstgordel
instellen
Apparaat op de rugzijde leggen.
Afbeelding
Afsluiting vastklikken en heupgordel in-
stellen.
Afbeelding
Het apparaat door te trekken aan de
middenspanner aan het lichaam aan-
passen. Niet te strak aantrekken, de
hoofdlast moet op de heupgordel liggen.
Afbeelding
Positie van het apparaat op de rug door
te trekken aan de eindspanner instellen.
Afbeelding
Klik de sluiting vast en stel de borstgor-
del in.
Bedieningseenheid aansluiten
Sluit de stekker van de bedieningseen-
heid op de aansluitbus van het appa-
raat aan en draai de wartelmoer vast.
Oplaadstatus van de accu
Druk de controletoets acculading op de
bedieningseenheid in. De oplaadstatus
van de accu wordt weergegeven.
Er brandt geen led: accu opladen (zie
Inbedrijfstelling)
Apparaat inschakelen
Opmerking: op de rode sticker op de uit-
laatgasbocht van de lans verschijnt een
zwart waarschuwingssymbool wanneer de
uitlaatgasbocht heet is. Het symbool ver-
dwijnt weer zodra de uitlaatgasbocht is af-
gekoeld.
Opmerking: het apparaat mag alleen wor-
den ingeschakeld wanneer het zoals be-
schreven op de rug wordt gedragen.
Stel de regelaar voor de toevoer van
reinigingsmiddel op 0 in.
Schakel het apparaat in met de aan-/
uitknop in en wacht 5 seconden.
Druk de contacttoets in.
Het starten is hoorbaar.
Stel de regelaar voor de toevoer van
reinigingsmiddel op 10 in en wacht tot
reinigingsmiddel uit de sproeier van de
lans komt.
Stel de regelaar voor de toevoer van
reinigingsmiddel op 0 in en wacht 1 mi-
nuut tot de boiler is opgewarmd.
Stel de regelaar voor de toevoer van
het reinigingsmiddel overeenkomstig
het oppervlak en het te reinigen vlak in
op een waarde tussen 1 en 10 (aanbe-
veling: 2-3).
Opmerking: de vulpeilwaarschuwing reini-
gingsmiddel brandt wanneer het reinigings-
middelreservoir leeg is.
– 5
NL
Bediening
controleren
43