Werbung
Verfügbare Sprachen
Verfügbare Sprachen
vloer worden siangklemmen
(Produktnr. 40710-00)
aanbevolen. Bij gasverwar-
ming kunnen de water-
slangen met de slang-
klemmen vorstvrij op de
warmeluchtverdelings-
buizen
worden
bevestigd.
Let op: bevestig alle
waterleidingen zodat deze
aflopen naar het veiligheids-/
aftapventiel en bij
vorstgevaar volledig kunnen
worden afgetapt!
Het elektrische
veiligheids-/
aftapventiel
monteren
Figuur E: Monteer het
ventiel (34) in de
onmiddellijke omgeving van
het toestel in de verwarmde
ruimte, op een voor de
gebruiker goed bereikbare
plaats. Boor een opening
met een @ van 18 mm en
plaatst het aftapaansluitstuk
met slang erdoor heen.
Bevestig het ventiel met 2
schroeven. Zorg ervoor dat
het afgetapte
water
rechtstreeks naar buiten
wordt afgevoerd.
Waterleidingen
aanleggen
Figuur E: Sluit de koud-
watertoevoerleiding (33)
aan op het veiligheids-/
aftapventiel (34). Hierbij
hoeft u geen aandacht te
besteden aan de
stroomrichting.
Bij dompelpompen
moet een
Truma-terugslagventiel (35)
tussen de pomp en de
eerste vertakking worden
gemonteerd (pijl geeft de
stroomrichting aan). Bij
drukpompen met een reeds
ingebouwd terugslagventiel
is dit niet nodig.
Plaats een koudwater-
toevoerslang (36) tussen het
veiligheids-/aftapventiel en
de toevoeropening van de
verwarmingsketel.
Leg de warmwaterleiding
(37) aan vanaf het
kniekoppelstuk
met
ingebouwd verluchtings-
ventiel (38) naar de
warmwatertappunten.
Het
kniekoppelstuk (38) moet
naar onder zijn gericht en
kan max. 60º naar
weerszijden worden
gedraaid. Vanaf het tuitje
van het beluchtingsventiel
(39) legt u de slangleiding
met een 9 van 11 mm
(40)
naar buiten aan, waarbij de
straal van de bovenste
16
bocht niet kleiner dan 40
mm
mag zijn.
10
Het bedienings-
paneel plaatsen
Houd bij de plaatskeuze er
rekening mee dat het
bedieningspaneel niet aan
directe warmtestraling mag
zijn blootgesteld. Lengte van
de aansluitkabel: 3 m.
Indien nodig is een
verlengsnoer van 5 m
verkrijgbaar (in totaal dus
8 m), een sensor op afstand
voor de binnentemperatuur
alsook een inbouwraam
voor
een "onzichtbare" montage
van het bedieningspaneel
(zie Gebruiksaan wijzing).
Boor een opening met een Ø
van 15 mm voor de kabel.
Haal de kabel door deze
opening en bevestig de
kabel op het bedienings-
paneel.
Verwijder de
draaischakelaar. Bevestig
het bedieningspaneel met de
2 schroeven en bevestig de
draaischakelaar weer op zijn
plaats.
Voer de kabel van het
bedieningspaneel naar het
toestel. Schroef de af-
dekplaat van de elektro-
nische stuureenheid los.
Bevestig de kabelstekker
van het bedieningspaneel op
de printplaat en schroef de
afdekplaat er weer op.
11
Elektrische
aansluiting 12 V
Elektrische leidingen,
schakel- en stuurinrichtingen
voor verwarmingstoestellen
moeten in het voertuig
zodanig
worden
geplaatst
dat ze onder normale
bedrijfsomstandigheden
feilloos kunnen werken. Alle
wanddoorvoeringen van
leidingen die naar buiten
voeren,
moeten
spat-
waterdicht zijn uitgevoerd.
Voordat u met elektrische
onderdelen begint te
werken, moet u de
stroomtoevoer naar het
apparaat afsluiten. Het
volstaat niet het apparaat
uit te schakelen vanaf het
bedieningspaneel!
Bij elektrisch laswerk aan
het koetswerk moet het
toestel volledig worden
losgekoppeld van de
stroomkring van het
voertuig.
Let op: als de polen
verkeerd zijn aangesloten, is
het mogelijk dat de kabels
ontbranden. Bovendien
vervalt hierdoor elke vorm
van garantie en
aansprakelijkheid.
De rode kabel is de pluspool,
de blauwe kabel de min!
Sluit het toestel aan op het
beveiligde boordnet (centrale
stroomkring 5 - 10 A) met
een kabel van 2 x 1,5 mm',
bij een lengte van meer dan
6 m gebruikt u een kabel
van 2 x 2,5 mm". Sluit de
minpool aan op de centrale
massa. Bij een directe
aansluiting op de accu,
moeten de plus- en de
minleiding worden beveiligd.
Aansluitingen uitvoeren in
Faston en volledig geisoleerd
(platte stekkersysteem voor
auto's 6,3 mm).
Aan de toevoerleidingen
mogen geen andere stroom-
afnemende onderdelen
worden aangesloten!
Bij gebruik van omvormers
moet u ermee rekening
houden dat het apparaat
enkel met veilige laag-
spanning en conform de
richtlijn EN 60742 mag
worden gebruikt!
Opmerking: voor de
aansluiting van meerdere
12V-apparaten wordt de
elektronisch geregelde
Truma-omvormer
NT
(Produktnr. 39900-01)
aanbevolen.
De Truma-
omvormer (6A continu) is
ook geschikt voor het laden
van loodaccu's. Andere
acculaders mogen alleen
met een auto-accu van 12V
als buffer worden gebruikt.
Let bij de berekening van
het opgenomen vermogen
op de aanloopstromen: de
piekverhouding van
omvormers
kan verschillen.
Rimpelspanning U, < 1 V
met belasting is nog
mogelijk.
Tip: Om de accu te sparen,
wordt het gebruik van
zonnecollectoren aanbe-
volen. Voor meer informatie
hierover kunt u terecht bij
de vakhandel.
Elektrische aan-
sluiting van het
veiligheids/
aftapventiel
Figuur F: Sluit het ventiel via
de rode stroomkabel (43)
aan op het beveiligde
boordnet (1 A). Sluit de
kabel via de stekker (44)
aan op de stuureenheid.
12
Speciale uitvoering
met aanvullende
elektrische
verwarming
230 V, 450 W
Let op: de elektrische aan-
sluiting mag alleen door een
bevoegd monteur (in Duits-
land conform VDE 0100,
Deel 721) worden uitge-
voerd. De hier vermelde
instructies zijn niet bedoeld
als aansporing voor de
onervaren gebruiker om de
aansluiting zelf te
verrichten, maar dienen
louter te worden beschouwd
als extra informatie voor de
bevoegde monteur die de
aansluiting moet uitvoeren!
De aansluiting op het net
gebeurt met een kabel van
3 x 1,5 mm? naar een
contactdoos (bijv. leiding
HOBVV-F).
9)
Houd bij het aansluiten
rekening met de kleuren!
Voor onderhouds- en repa-
ratiewerkzaamheden moet
bij de inbouw een
scheidingsvoorziening met
een contactafstand van
minstens 3 mm voor een
volledig polige scheiding ten
opzichte van het net
aanwezig zijn.
Figuur I: houd bij de keuze
van de plaats er rekening
mee dat het bedienings-
paneel (46) niet rechtstreeks
aan warmtestraling mag zijn
blootgesteld. Boor een gat
met een @ van 8 mm en
steek de kabel erdoor heen.
Bevestig het bedienings-
|
paneel met beide schroeven
9)
en plaats de draaischakelaar
ig
erop.
Monteer de contactdoos
(47) op de vloer of tegen
een wand van het voertuig,
in de nabijheid van het
toestel (houd rekening met
de kabellengte!). Sluit de
kabel van het bedienings-
paneel (48) aan volgens de
aanwijzing op de zelfklever
(O, L1, N). Sluit de groen/
gele (aardingsidraad van de
230V-kabel en het ver-
warmingselement op PE
aan. De overige draden van
het verwarmingselement (H)
kunnen
naar wens
verwisselbaar worden
aangesloten
op de klemmen
N en O. De overige draden
van de 230V-kabel kunnen
ook naar wens worden
aangesloten op de klemmen
N en L1.
Werbung
