Herunterladen Diese Seite drucken

Kärcher WWP 45 Bedienungsanleitung Seite 18

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für WWP 45:

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 1
Deksel brandstoftank
5
Brandstoftank
6
Oliepeilstok
7
Olieaftapplug
8
Uitgang
9
Zuigaansluiting
10
Water-aftapschroef
11
Typeplaatje
12
Brandstofkraan
13
Chokehendel
14
Gashendel
15
Symbolen op het apparaat
Luchtfilter elke 50 uur reinigen, in stoffige omgevingen
elke 10 uur (zie "Verzorging en onderhoud/luchtfilter rei-
nigen").
Inbedrijfstelling
Oliepeil controleren
1. Het apparaat horizontaal plaatsen.
2. De oliepeilstok eruit draaien.
3. De oliepeilstok schoonvegen.
4. De oliepeilstok er helemaal insteken, maar niet in-
schroeven.
5. De oliepeilstok eruit draaien. Het oliepeil moet zich
in het gemarkeerde deel van de oliepeilstok bevin-
den.
6. Bij laag oliepeil de motorolie bijvullen.
7. De oliepeilstok erin draaien en vastdraaien.
Brandstof tanken
1. Het deksel van de brandstoftank eraf schroeven.
2. De brandstof tot maximaal de onderrand van de vu-
lopening vullen.
3. Het deksel van de brandstoftank erop zetten en
vastdraaien.
Pomp plaatsen
Het debiet van de pomp hangt zeer sterk af van de ge-
bruiksomstandigheden. De inachtneming van de vol-
gende regels leidt tot een optimaal vermogen.
 Het hoogteverschil tussen wateroppervlak en pomp
zo gering als mogelijk houden.
 De pomp zodanig opstellen dat de aanzuigslang zo
kort mogelijk is.
 Een lange drukslang is voordeliger dan een lange
aanzuigslang.
 Geen onnodig lange slangen gebruiken.
Slangen aansluiten
1. De slangklem op de aanzuigslang schuiven.
Afbeelding B
Aanzuigslang (niet meegeleverd)
1
Slangklem
2
Slangnippel
3
Wartelmoer
4
Platte afdichting
5
2. De wartelmoer op de slangnippel schuiven.
3. De aanzuigslang op de slangnippel schuiven.
4. De slangklem positioneren en vastdraaien.
5. De platte afdichting tussen aanzuigaansluiting en
slangnippel leggen.
Instructie: Als aanzuigslang moet een verstevigde,
voor onderdruk geschikte slang worden gebruikt.
6. De aanzuigslang met de aanzuigaansluiting verbin-
den en de wartelmoer vastdraaien.
7. Het zuigfilter aan het andere einde van de aan-
zuigslang aanbrengen.
Afbeelding C
Aanzuigslang (niet meegeleverd)
1
Slangklem
2
Zuigfilter
3
8. De drukslang (niet bijgeleverd) van slangnippel,
wartelmoer en slangklem voorzien.
9. Een platte afdichting tussen slangnippel en uitgang
leggen.
10. De drukslang met de uitgang verbinden en de war-
telmoer vastdraaien.
18
Werking
Pomp ontluchten
LET OP
Beschadigingsgevaar
Als de pomp droogloopt, worden de afdichtingen be-
schadigd.
Ontlucht de pomp voor inbedrijfstelling. Als de pomp on-
bedoeld droog wordt gebruikt, de motor onmiddellijk
stoppen en de pomp laten afkoelen alvorens met ont-
luchten te beginnen.
1. De afsluiting van de vulopening eruit schroeven.
2. De pomp volledig met water vullen.
3. De afsluiting weer in de vulopening draaien en vast-
draaien.
Apparaat starten
1. De pomp ontluchten.
2. De brandstofkraan openen.
3. De chokehendel naar links schuiven.
4. De gashendel ongeveer 1/3 van de totale weg naar
links schuiven.
5. De apparaatschakelaar op "I" zetten.
6. Langzaam aan de trekdraadstarter trekken tot een
sterke weerstand merkbaar is, en dan stevig trek-
ken.
7. De trekdraadstarter langzaam teruggeleiden.
LET OP
Beschadigingsgevaar
De terugschietende trekdraadstarter beschadigt het
apparaat.
De trekdraadstarter langzaam teruggeleiden.
8. Als de motor is gestart, de chokehendel naar rechts
schuiven.
9. De gashendel naar links schuiven tot het gewenste
toerental is bereikt. Het debiet van de pomp hangt af
van het toerental.
10. De werking van de pomp controleren. Drooglopen
beschadigt de pomp. Als de pomp geen water
pompt, de motor uitzetten en ontluchting van de
pomp herhalen.
Apparaat in een noodgeval uitschakelen
1. Zet de apparaatschakelaar op "0".
Apparaat uitschakelen
1. Gashendel helemaal naar rechts schuiven.
2. Zet de apparaatschakelaar op "0".
3. Brandstofkraan sluiten.
Water aftappen
1. Water-aftapschroef eruit draaien.
2. Water uit de pomp aftappen.
3. Afsluiting van de vulopening eruit schroeven.
4. Pomp met vers water spoelen.
5. Vers water aftappen.
6. Afsluiting van de vulopening erin schroeven en vast-
draaien.
7. Water-aftapschroef erin draaien en vastdraaien.
Vervoer
 Voor het transport de apparaatschakelaar op "0"
zetten.
 De motor voor het verladen minstens 15 minuten la-
ten afkoelen.
 Het apparaat tijdens transport verticaal houden om
morsen van brandstof te voorkomen.
 Tijdens transport in voertuigen het apparaat con-
form de richtlijnen tegen wegrollen, wegglijden en
kantelen beveiligen.
 Het gewicht van het apparaat tijdens transport in
acht nemen.
Opslag
VOORZICHTIG
Niet in acht nemen van het gewicht
Gevaar voor letsel en beschadiging
Houd bij de opslag rekening met het gewicht van het ap-
paraat.
LET OP
Beschadigingsgevaar
Leg geen zware voorwerpen op het apparaat.
Apparaat drogen en stofvrij opslaan.
Apparaat reinigen
Voor opslag moet het apparaat worden gereinigd.
1. Het apparaat een half uur laten afkoelen, als het te
kort in gebruik was.
2. De pomp met helder water schoonspoelen.
3. Het apparaat met weinig water van buiten met de
hand wassen.
4. Alle bereikbare oppervlakken droog wrijven.
5. De water-aftapschroef eruit draaien en water aftap-
pen.
6. De water-aftapschroef erin draaien en vastdraaien.
7. Oppervlakken die gevoelig zijn voor roest licht met
olie behandelen.
8. De bedienelementen met siliconenspray smeren.
Nederlands
Opslagduur 1...2 maanden
1. Benzinestabilisator in de brandstoftank vullen.
2. De brandstoftank bijvullen.
Opslagduur 2...12 maanden
Bovendien:
1. De brandstofkraan sluiten.
2. Een reservoir onder de carburateur plaatsen.
Afbeelding D
Carburateur
1
Aftapschroef
2
3. De aftapschroef eruit draaien.
4. De brandstof in het reservoir opvangen.
5. De aftapschroef erin draaien en vastdraaien.
6. De bezinkbeker reinigen (zie "Verzorging en onder-
houd/bezinkbeker controleren en reinigen").
Opslagduur meer dan 12 maanden
Bovendien:
1. De bougie eruit draaien.
3
2. 5...10 cm
Motorolie in de cilinder vullen.
3. De trekdraadstarter er meerdere keren langzaam
doortrekken, zodat de olie in de motor wordt ver-
deeld.
4. De bougie er weer inschroeven.
5. De olie verversen (zie "Verzorging en onderhoud/
olie verversen").
6. Langzaam aan de trekdraadstarter trekken tot een
sterke weerstand merkbaar is.
Klein en groot onderhoud
GEVAAR
Letselgevaar, gevaar door elektrische stroomstoot.
Het apparaat kan onverwacht starten. Bewegende de-
len kunnen letsel veroorzaken.
Trek voor onderhoudswerkzaamheden de bougiestek-
ker los.
VOORZICHTIG
Verbrandingsgevaar.
Aanraken van hete apparaatdelen kan leiden tot brand-
wonden.
Laat het voertuig afkoelen, alvorens er werkzaamheden
aan uit te voeren.
* Beschrijving, zie "Inbedrijfstelling".
** Beschrijving, zie "Onderhoudswerkzaamheden".
Onderhoudsintervallen
Voor elk gebruik
1. Het apparaat op correcte toestand en bedrijfsveilig-
heid controleren. Beschadigd apparaat niet in ge-
bruik nemen.
2. Het oliepeil controleren. *
3. Het luchtfilter controleren. **
Een keer na 1 maand of 20 bedrijfsuren
1. De olie verversen. **
Elke 3 maanden of 50 bedrijfsuren
1. Het luchtfilter reinigen. **
In stoffige omgevingen de reiniging vaker uitvoeren.
Elke 6 maanden of 100 bedrijfsuren
1. De olie verversen. **
2. De bezinkbeker reinigen. **
3. De bougie controleren en reinigen. **
4. De vonkenvanger (niet bijgeleverd) reinigen. **
Jaarlijks door de geautoriseerde klantenservice
1. De klepspeling controleren en instellen.
2. De brandstoftank en het brandstoffilter reinigen.
3. Het luchtfilterinzetstuk vervangen.
4. De bougie vervangen.
5. Het standgas-toerental controleren/instellen.
6. De klepspeling controleren/instellen.
7. Het schoepenwiel van de pomp controleren.
8. De spleet tussen behuizing en schoepenwiel contro-
leren.
9. De inlaatklep van de pomp controleren.
Elke 2 jaar door de geautoriseerde klantenservice
1. De brandstofleiding controleren, indien nodig ver-
vangen.
2. De verbrandingsruimte van de motor reinigen.
Onderhoudswerkzaamheden
Luchtfilter controleren
1. De lussen optillen en de deksel verwijderen.
Afbeelding E
Deksel
1
Lus
2
Luchtfilterinzetstuk
3
2. Het luchtfilterinzetstuk op vervuiling controleren. Het
luchtfilter indien nodig reinigen of bij beschadiging
vervangen (zie "Luchtfilter reinigen").
3. De deksel erop doen en laten vergrendelen.

Werbung

loading