seconden voordat de gegevens op het computerscherm verschijnen. (Als er geen
gegevens op het computerscherm verschijnen, koppelt u de datakabel los en herhaalt
u de stappen).
5.5 Herladen
Sluit het apparaat met het netsnoer aan op het lichtnet en schakel het apparaat in.
Wanneer het toestel is uitgeschakeld en de batterij wordt opgeladen, drukt u kort
op de aan/uit-knop, waarna het toestel een dynamisch oplaadpictogram
weergeeft. Dit geeft aan dat het toestel aan het opladen is. Zodra het
batterijniveau vol is, is het opladen voltooid.
Wanneer het toestel is ingeschakeld en de batterij wordt opgeladen, is het
pictogram voor de batterijstatus rechtsboven dynamisch. Dit geeft aan dat het
toestel aan het opladen is. Zodra het batterijniveau vol is, is het opladen voltooid.
5.6 Reset
Houd de aan/uit-knop ingedrukt om te resetten.
6. Onderhoud, vervoer en opslag
6.1 Reiniging en ontsmetting
Schakel het toestel uit en haal de stekker uit het stopcontact. Dompel het niet onder in
vloeistoffen. Gebruik 75% medische alcohol om de behuizing van het apparaat schoon
te vegen. Laat het aan de lucht drogen of maak het schoon met een schone en zachte
doek. Spuit geen vloeistof rechtstreeks op het apparaat en voorkom dat er vloeistof in
het apparaat komt.
6.2 Onderhoud
A. Controleer het hoofdtoestel en alle accessoires regelmatig om er zeker van te zijn
dat er geen zichtbare schade is die de persoonlijke veiligheid en de
controleprestaties zou kunnen beïnvloeden. Het wordt aanbevolen het toestel
minstens wekelijks te controleren. Als u duidelijke schade opmerkt, stop dan met
het gebruik ervan.
B. Reinig en desinfecteer het apparaat vóór gebruik volgens de aanwijzingen in de
gebruiksaanwijzing (6.1).
C. Laad de batterij zo snel mogelijk na een volledige ontlading weer op. Het apparaat
moet om de 6 maanden worden opgeladen als het niet regelmatig wordt gebruikt.
Dit kan de levensduur van het apparaat verlengen.
D. Laad de batterij op als het scherm aangeeft dat de batterij bijna leeg is.
E.
Controleer regelmatig de noodstroomvoorziening van het toestel. Als de batterij
niet 1 uur continu werkt, neem dan contact op met de klantenservice om de
batterij te vervangen.
6.3 Vervoer en opslag
A. De verpakte eenheid kan met gewone vervoermiddelen of overeenkomstig het
vervoerscontract worden vervoerd. Het apparaat mag niet worden vervoerd met
giftige, schadelijke of bijtende stoffen of materialen.
B. De verpakte eenheid moet worden opgeslagen in een goed geventileerde ruimte
die vrij is van corrosieve gassen. Temperatuur: -40°C~60°C, Relatieve vochtigheid:
<95%.
NL
120