b) Beeldschermweergave
E
D
C
B
A
8. Ingebruikname
a) Batterijen plaatsen/vervangen
Voorafgaand aan het eerste gebruik moeten de meegeleverde batterijen in het meetapparaat
worden geplaatst. Ga daarbij als volgt te werk:
•
Draai de beide schroeven (7) van het batterijvakdeksel (8) los en open het batterijvak.
•
Plaats vier batterijen van het type AAA/Micro met de juiste polariteit in het batterijvak (let op
plus/+ en minus/-). Kleine pictogrammen op het batterijvak geven de juiste plaatsing van
de batterijen aan.
Plaats het batterijvakdeksel (8) weer op het batterijvak en schroef het weer vast. Zorg er
•
hierbij voor dat de afdichting juist zit.
•
U moet de batterijen vervangen zodra het contrast van het display sterk afneemt, of als u het
apparaat niet meer kan inschakelen. Bij een zwakke batterijtoestand knippert het symbool
voor de batterijstatusindicator (B).
54
A Symbool MIN
F
B Toestandsaanduiding voor de batterijen
C Symbool MAX
D Werkbalk bedrijfsmodi
E Meetwaarde
F Werkbalk eenheden
G Kalibratie-aanduiding CAL
G
H Meetwaarde voor temperatuur
H
I
Temperatuureenheid °C of °F
I
J
K
J Automatische temperatuurcompensatie
K Data Hold-symbool HOLD