VEAB VFL Handbuch Seite 13

VFLPG/VFL/VTL/VRA-FF-M/ML
Montage
1. Als de verwarmer niet binnen drie maanden in gebruik wordt genomen, moet deze in een droge ruimte (max. 40%
RV) worden bewaard.
2. De verwarming VFLPG/VFL/VTL is ontworpen voor installatie in kanaalsystemen. De verwarming VRA is ont
worpen voor installatie in een ventilatieapparaat.
3. De richting van de luchtstroom door de verwarming moet de pijl van de luchtstroom volgen.
4. De verwarming kan in een horizontaal of een verticaal kanaal worden geïnstalleerd met de aansluitkast aan de zij
kant. Installatie met de aansluitkast aan de boven- of onderzijde is NIET toegestaan.
5. Inlaatopeningen in ruimtes moeten worden afgedekt met een vast rooster of een luchtinlaateenheid die voorkomt dat
verwarmingselementen kunnen worden aangeraakt wanneer er geen beschermend rooster op de verwarming is
geïnstalleerd.
6. Naast de uitlaatluchtopening moet een tekst worden aangebracht met de waarschuwing dat de verwarming niet is
afgedekt.
7. De minimale afstand tot bochten in kanalen, dempers, filters enz. moet minimaal dezelfde zijn als de diagonale
lengte van de verwarming, d.w.z. de afstand gemeten van hoek tot hoek van het kanaalgedeelte van de verwarming.
Als dit niet het geval is, bestaat het risico op een onregelmatige luchtstroom door de verwarming waardoor de over
verhittingsbescherming kan worden ingeschakeld.
8. De verwarming kan worden geïsoleerd in overeenstemming met de betreffende regelgeving voor ventilatiekanalen/
ventilatietoestellen. De isolatie moet van brandwerend materiaal zijn. De aansluitkast en klep van de verwarming
mogen niet geïsoleerd worden. De verwarming moet toegankelijk zijn voor vervangingswerkzaamheden en inspecties.
9. De afstand van het metalen oppervlak van de verwarming tot hout of ander brandbaar materiaal moet minimaal
100 mm bij een afgegeven temperatuur van ≤50°C zijn. Bij een afgegeven temperatuur van 51–120°C moet de afstand
minimaal 300 mm zijn.
Onderhoud
1. Onder normale omstandigheden is geen onderhoud nodig. Minimaal een keer per jaar moeten de functies periodiek
worden gecontroleerd en moeten de aansluitingen van de voeding opnieuw worden aangedraaid.
2. Om de isolatie in het verwarmingselement te behouden, moet de voedingsfase minimaal elke 3 maanden worden
aangesloten en 24 uur actief zijn.
Oververhitting
De verwarming bevat minimaal twee oververhittingsbeschermingen (waarvan ten minste een met de hand wordt
gereset). Als de oververhittingsbescherming die handmatig wordt gereset, wordt ingeschakeld, moet met het volgende
rekening worden gehouden:
1. Schakel de voeding uit.
2. De klep van de verwarming mag alleen door een gekwalificeerde monteur worden geopend.
3. Onderzoek nauwkeurig waarom de oververhittingsbescherming is ingeschakeld.
4. De oververhittingsbescherming kan worden gereset als de oorzaak is verholpen.
Problemen oplossen
Hoogste verwarmingsstand zonder ingesteld te zijn:
- De storing bevindt zich niet in de verwarming. Controleer de externe regelthermostaat.
Geen verwarming:
- Controleer de aansluiting op het elektriciteitsnet op het aansluitblok van de verwarming.
- Controleer het verwarmingselement als er elektriciteit op het aansluitblok is.
- Controleer of de oververhittingsbescherming is ingeschakeld als er geen elektriciteit is. Zie "Oververhitting" voor
informatie over resetten. Anders bevindt de storing zich niet in de verwarming. Controleer externe regelaar/thermo-
staat, vergrendeling, zekeringen, schakelaars enz.
13