VEAB VFL Handbuch Seite 12

VFLPG/VFL/VTL/VRA-FF-M/ML
NL
Veiligheidsinformatie
1. Dit toestel kan worden gebruikt door kinderen van acht jaar en ouder en personen met een
beperkte fysieke of geestelijke gesteldheid of met een gebrek aan ervaring en kennis, mits ze gede
tailleerde instructies hebben gekregen m.b.t. het gebruik van het toestel op een veilige wijze en de
bijbehorende gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het toestel spelen.
Het reinigen en het onderhoud mogen niet zonder toezicht door kinderen worden uitgevoerd.
Kinderen jonger dan drie jaar mogen niet zonder constant toezicht in de buurt van het toestel zijn.
Kinderen tussen drie en acht jaar mogen alleen het toestel in-/uitschakelen wanneer het op een
geschikte plaats staat en wanneer zij instructies hebben gekregen over de uit te voeren handelingen,
of wanneer er toezicht wordt gehouden.
Ze dienen ook te worden geïnformeerd over mogelijke gevaren. Kinderen tussen drie en acht jaar
mogen het apparaat niet aansluiten, de instellingen ervan wijzigen of onderhoud uitvoeren.
2. Alle installatiewerkzaamheden moeten door een erkende monteur worden uitgevoerd.
3. De gegevens van de verwarming wat betreft de spanning en de gevolgen daarvan worden vermeld
op het bedradingsschema dat aan de binnenzijde van de afdekking is aangebracht, en op het
specificatieplaatje aan de buitenzijde van de afdekking.
Het bedradingsschema bevat ook informatie over de bescherming tegen oververhitting.
4. De toegestane omgevingstemperatuur is -20 °C ... +40°C. De verwarming is ontworpen voor een
maximale toegestane afgegeven luchttemperatuur en deze wordt ook op het specificatieplaatje
vermeld.
5. De verwarming moet met een vaste kabel worden aangesloten op het elektriciteitsnet. De vaste
installatie moet een meerpolige schakelaar bevatten. Leidingsinvoeren moeten van een type zijn
waardoor de beschermingsklasse van de verwarming kan worden behouden. De IP-klasse van de
verwarming is op het specificatieplaatje aangegeven. IP55/IP65-modellen worden geleverd met in de
fabriek geïnstalleerde doorvoertules.
Voor een afgegeven temperatuur van > 50 °C moet de aansluitkabel die de aansluitkast binnenkomt
worden afgestemd op de relevante installatie en geschikt zijn voor een omgevingstemperatuur van
minimaal 75 °C.
6. De verwarming moet op zo'n manier worden geïnstalleerd dat deze wordt vergrendeld richting de
oververhittingsbescherming die op de verwarming is gemonteerd, en de ventilatie of luchtstroom die
door de verwarming stroomt. De oververhittingsbescherming moet ook rechtstreeks, zonder tusen
liggende elektronica, de regelspanning voor relais/contacten die de afgegeven warmte regelen,
onderbreken. Het mag niet mogelijk zijn om de verwarming van voeding te voorzien zonder dat
de ventilatie eerst is ingeschakeld. Het mag ook niet mogelijk zijn om de ventilatie uit te schakelen
zonder de voeding van de verwarming te onderbreken. Wanneer het vermogen hoger is dan 30kW,
raden wij u aan om een nablaastijd van minimaal 3 minuten aan te houden voordat de ventilatie
wordt uitgeschakeld. Dit wordt gedaan om ervoor te zorgen dat de oververhittingsbescherming niet
wordt geactiveerd door restwarmte.
7. De luchtsnelheid door de verwarming moet minimaal 1,5 m/s zijn wanneer de afgegeven
temperatuur max. 50°C is, en minimaal 2,0 m/s wanneer de afgegeven temperatuur 51–120°C is.
8. De verwarming is CE-gemarkeerd en wordt geproduceerd in overeenstemming met
EN 60335–1/EN 60335–20/EN 61000-6-2/EN 61000-6-3/EN 62233.
9. Probeer nooit de verwarming te openen wanneer deze is aangesloten op het elektriciteitsnet.
10. De oppervlakken van de verwarming kunnen heet zijn.
12