Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Alde Compact 3010 Betriebsanleitung Und Installationsanleitung Seite 45

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für Compact 3010:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

Deze voorschriften gaan over de instal-
latie en de montage van de ketel, het
bedieningspaneel en het expansievat.
Onder "Products, Heating, Heating
Technic" op de website van Alde www.
alde.se vindt u aanbevelingen voor op
water gebaseerde verwarmingssyste-
men.
Lees deze installatievoorschriften zorg-
vuldig voordat u de ketel installeert.
Deze gebruiksaanwijzing is goedgekeurd
voor ketel Alde Compact 3010 voor montage
in caravan, camper en gebouwen volgens
CE nr. 845 BP-0003 en EMC e5 02 0138.
Installatie en reparatie mogen alleen worden
uitgevoerd door een erkende installateur. De
nationale bepalingen moeten altijd worden
opgevolgd.
TECHNISCHE GEGEVENS
Afmetingen/Gewicht:
Hoogte ketel:
310 mm
Breedte ketel:
340 mm
Lengte ketel:
490 mm
Gewicht:
14 kg (zonder
vloeistof)
Gas:
Propaan, Butaan
Vermogenstap 1:
3,3 kW
Verbruik:
245 g/h
Vermogenstap 2:
5,5 kW
Verbruik:
405 g/h
Druk:
I
28-30/37 mbar
3+
I
30 mbar
3B/P
Volume / Druk/ Temp.
Vloeistofvolume radiotorwater: 3,5 liter
Vloeistofvolume warm water:
Max. druk radiatorwater:
Max. druk warm water:
Systeemtemperatuur:
30 V ~
Vermogen verwarmings-
element:
(2 alt. 3 kW)
1 V DC
Stroomverbruik:
1 amp. (max.)
Zekering:
3,15 amp+/3,15 amp-
MONTAGE VAN DE KETEL
De ketel dient bij voorkeur in een klerenkast
of een opbergruimte te worden gemonte­
erd, maar kan indien nodig ook onder de
vloer van het voertuig worden gemonteerd.
Bij plaatsing aan buitenzijde van het voer­
tuig moet de ketel worden ingebouwd in
een gesloten ruimte, zodat de ketel wordt
beschermd tegen spattend water, uitlaat­
gassen etc. Bij de keus van de plaats moet
ook rekening worden gehouden met de
plaatsing van een serviceluik (A1) en met de
benodigde ruimte voor het vervangen van
onderdelen tijdens service en reparatie.
Het typeplaatje van de ketel moet na instal­
latie leesbaar zijn.
De inbouwafmetingen volgens fig. A zijn
aanbevolen minimumafmetingen voor mon­
tage van de ketel.
De ruimte waar de ketel wordt gemonteerd
moet kunnen ventileren met een ventilatieo­
ppervlak van minstens 70 cm2.
De ketel moet aan de vloer worden vast­
geschroefd door de gaten van de bevesti­
gingsbeugels (A 2)
N.B. De ketel mag niet in de passagiersru­
imte van voertuigen van het type M2 c.q.
M3 worden gemonteerd.
Fig A.
1. Serviceluik
. Bevestigingsgaten
MONTAGE VAN
DAKSCHOORSTEEN
Deze ketel mag alleen worden gemonteerd
met de originele schoorsteen. De schoors­
teen mag niet worden belemmerd.
De dakschoorsteen dient op een horizon­
taal vlak te worden gemonteerd (maximaal
graden helling van het dak). Binnen een
straal van 200 mm vanaf de schoorsteen
mogen geen andere objecten worden
gemonteerd. Merk het centrum van de
plaats waar de schoorsteen moet worden
gemonteerd en boor een gat van Ø76 mm
door het dak. Monteer de schoorsteen
3.8 kW
vanaf de bovenkant van het dak. Zorg voor
275 g/h
een afdichting tussen bevestigingsplaat
6,4 kW
(C 4) en het dak (C 5) met behulp van een
460 g/h
afdichtmiddel voor carrosserietoepassingen
en zet de schoorsteen vast met 6 parkers
(C 6).
MONTAGE VAN WANDSCHO-
8,4 liter
ORSTEEN
0,05 MPa
Deze ketel mag alleen worden gemonteerd
(0,5 bar)
met de originele schoorsteen. De schoors­
0,3 MPa
teen mag niet worden belemmerd.
(3,0 bar)
De wandschoorsteen dient op een zo recht
max. 85°C.
mogelijk vlak te worden gemonteerd en wel
zodanig dat lucht vrij voorbij de schoorsteen
kan circuleren. De schoorsteen mag niet
1 x 1050 W
dichter dan 300 mm zijdelings vanaf een
1 x 2100 W
openingsbaar raam of ventilatieluik worden
gemonteerd. De schoorsteen mag ook niet
onder een openingsbaar raam of ventila­
tieluik worden gemonteerd, zie schets.
Indien de schoorsteen binnen bovenge­
noemde afmetingen moet worden gemon­
teerd, moet een raamschakelaar worden
gemonteerd die de gasverwarming uitscha­
kelt zodra het raam wordt geopend.
Niet toelaatbare
zone
NEEM IN ACHT dat de van toepassing
zijnde landelijke voorschriften moeten
worden gevolgd.
De afstand vanaf de schoorsteen tot aan
de ventilatietoevoer onder het voertuig dient
minstens 300 mm te bedragen (geen eis
vanaf overheidsinstantie).
NL
De afstand vanaf de schoorsteen tot aan
de bijvulplaats of ventilatie voor brandstof
dient minstens 500 mm te bedragen.
Merk de plaats waar de schoorsteen moet
worden gemonteerd. Boor daarna een
gat van Ø83 mm door de buitenwand.
Monteer eerst de pakking (B 7) en schroef
de schoorsteen (B 8) daarna vast met de
zes parkers (B 9). Indien het montagevlak
een structuur heeft, bijv. hamerslag of iets
dergelijks moet een afdichtmiddel voor
carrosserietoepassingen voor de pakking
worden gebruikt. Neem in acht dat de
schoorsteen met de bocht omhoog moet
worden gemonteerd (de schoorsteen is
ook gemerkt met het woord TOP OBEN).
Monteer daarna de kunststof kap (B 10a)
en de O-ring (B 10b) met de twee bijgevo­
egde schroeven (B 11).
MONTAGE VAN AANZUIG-
/UITLAATSLANG
Slanglengte met dakschoorsteen: min. 2,0
en max. 3,5 m.
Slanglengte met wandschoorsteen: min.
0,5 en max. 2,0 m.
Meet de lengte van aanzuigslang (Ø75
mm) uit en snij deze lengte af. De uitlaat­
slang (Ø50 mm) moet zodanig zijn, dat
deze ca. 30 mm korter is dan de aanzuig­
slang. Neem in acht dat de slangen ca. 20
mm in de buis aansluitingen verdwijnen.
Zet de uitlaatslang binnenin de aanzuigs­
lang. Monteer eerst de uitlaatslang (B, C
12) op de schoorsteen en zet hem vast
met behulp van de slangklem (B, C 13).
Zet daarna de aanzuigslang vast (B, C
14 en zet deze vast met behulp van de
andere slangklem (B, C 15). Monteer de
slangen daarna op gelijke wijze op de
ketel. Zet de slang met klemmen vast
(B16) op een afstand van c/c 600 mm of
gelijkwaardig.
N.B. Controleer de loop van de slangen
zodat er geen vocht in de aanzuig/uitlaats­
lang kan blijven staan.
MONTAGE VAN
BEDIENINGSPANEEL
Pas de plaatsing van het bedieningspa­
neel aan met het oog op de lengte van de
kabel tussen de ketel en het bedienings­
paneel. Het bedieningspaneel dient op
minimaal 1 meter hoogte boven de vloer
te worden gemonteerd, maar niet te hoog
ten opzichte van het plafond. Het mag ook
Raam
niet op een buitenwand of nabij warmte­
afgevende onderdelen zoals CD-spelers,
koelkast of lampen te worden geplaatst,
aangezien dit kan leiden tot onjuiste tem­
peratuurweergave.
Indien het bedieningspaneel desondanks
in de nabijheid van warmteafgevende
onderdelen moet worden geplaatst, dan
moet een externe temperatuursensor op
het bedieningspaneel worden aangeslo­
ten. Voor het boren van de gaten, zie
bijgevoegde aanwijzingen in de verpak­
king van het bedieningspaneel.
45

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis