Deze functie kan niet worden gebruikt wanneer:
•
Het beeldformaat is ingesteld op [4M] of [3:2].
–
U opneemt in de [Multi Burst] functie.
–
Opnemen van bewegende beelden.
–
De flitser werkt niet.
De flitserfunctie is ingesteld op
•
U kunt de flitser niet gebruiken wanneer:
•
[Mode] (Opn.functie) is ingesteld op [Burst] of [Multi Burst] (blz. 33).
–
(Schemerstand) of
–
gekozen.
Stel de flitser in op
•
te nemen wanneer
gekozen als de scènekeuzefunctie.
De close-up (macro)-opnamefunctie werkt niet.
(Schemerstand),
•
Scènekeuzefunctie
De datum en tijd worden onjuist opgenomen.
Stel de juiste datum en tijd in (
•
De F-waarde en de sluitertijd knipperen wanneer u de sluiterknop tot
halverwege indrukt.
De belichting is niet goed. Stel de belichting goed in (blz. 29).
•
Het beeld is te donker.
U neemt een onderwerp met een lichtbron erachter op. Kies de lichtmeetfunctie (blz. 31) of
•
stel de belichting in (blz. 29).
Het scherm is niet helder genoeg. Regel de helderheid van het LCD-scherm (blz. 51).
•
Schakel het scherm in (blz. 20).
•
Het beeld is te licht.
U neemt een onderwerp onder een spot op in een anderszins donkere omgeving, zoals op een
•
podium. Stel de belichting in (blz. 29).
Het scherm is te helder. Regel de helderheid van het LCD-scherm (blz. 51).
•
De kleuren van het beeld zijn niet juist.
De beeldeffect-functie is ingeschakeld. Annuleer de speciale effecten (blz. 34).
•
Bij het filmen van een zeer helder onderwerp verschijnen er verticale strepen.
Dit is een bekend storingsfenomeen. Dit verschijnsel duidt niet op een defect.
•
NL
78
(Niet flitsen) (
(Kaarsmodus) van de scènekeuzefunctie, of
(Altijd flitsen) (
t
(Landschapmodus),
(Landschapmodus), of
.
(blz. 26)
stap 2 in "Lees dit eerst").
t
stap 5 in "Lees dit eerst").
t
stap 5 in "Lees dit eerst") om stilstaande beelden op
(Sneeuwstand), of
(Kaarsmodus) is gekozen in de
(bewegend beeld) is
(Strandmodus) is