Conrad VC - 607 Bedienungsanleitung Seite 12

- na langdurige opslag onder ongunstige omstandigheden
- na transport onder moeilijke omstandigheden.
• Gebruik het meetapparaat nooit gelijk, als dit van een koude
naar een warme ruimte wordt overgebracht. Het daarbij ontstane
condenswater kan onder omstandigheden het apparaat vernie-
len. Laat het apparaat oningeschakeld op kamertemperatuur ko-
men.
Introductie
De stroomtang VC -607 is een combinatie van een tangampèreme-
ter en een 3 3/4-cijferige (4-cijferig bij de frequentiemeting) digitale
multimeter.
Scheidingen van de meetstroomkringen, zoals bij "gangbare" mul-
timeters (met meetsnoeren) zijn niet van toepassing. U kunt de te
meten stromen direct aan de enkele stroomverzorgingsleidingen
(geïsoleerde enkelleiding) met een apparaat bepalen (net zoals een
stroomomvormingsspoel). Als zinvolle ondersteuning bezit het
meetapparaat een "Hold"-functie welke de momenteel gemeten
meetwaarde "invriest", dit betekent deze vasthoudt op het moment
wanneer de "Hold"-toets ingedrukt wordt. Met de "MAX"-toets la-
ten zich de maximumwaarden bepalen en met de toets "ZERO"
kan bij een gelijkstroommeting een nulafstemming doorgevoerd
worden resp. een referentiewaardemeting (relatieve waarde) gestart
worden. Met de toets "PEAK" kunt u topwaardemetingen (peak =
top) uitvoeren.
Behalve gelijk- en wisselstroommetingen kunnen met dit meetap-
paraat spanningsmetingen tot max. 1000 VDC resp. 750 VACrms
en weerstandsmetingen tot 40 Mohm doorgevoerd worden. Boven-
dien beschikt dit meetapparaat over een frequentiemeetbereik tot
max. 400 kHz, een diodetester voor verschillende halfgeleiders en
een doorgangstester. Bij weerstanden kleiner dan ca. 40 Ohm is
een akoestisch signaal te horen.
94
Hinweise!
Wenn Sie eine Widerstandsmessung durchführen, achten Sie
darauf, daß die Meßpunkte, welche Sie mit den Meßspitzen
zum Messen berühren, frei von Schmutz, Öl, Lötlack oder ähn-
lichem sind. Solche Umstände können den Meßwert verfäl-
schen.
Sobald " OL" (für Overload = Überlast oder Überlauf) im Dis-
play erscheint, haben Sie den Meßbereich überschritten, bzw.
die Meßstrecke ist unterbrochen.
G Diodentest
Zur Messung von Dioden oder Halbleiterstrecken gehen Sie wie
folgt vor:
1. Verbinden Sie die schwarze Meßleitung mit der COM-Buchse
und die rote Meßleitung mit der "HzOhmF->I-" - Buchse.
2. Stellen Sie den Drehschalter auf ">I-" und verbinden Sie die
Prüfspitzen mit dem Meßobjekt, einer spannungslosen Halblei-
terstrecke, die rote Prüfspitze an die Anode, die schwarze Prüf-
spitze an die Kathode (diese ist in der Regel gekennzeichnet
durch einen Farbring, -Punkt oder ähnliches).
Wenn Sie eine Diodenstrecke in Durchlaßrichtung prüfen, werden
Sie eine Spannung ab ca. 0,25 V (Germanium) oder 0,7 V (Silici-
um) bis zu ca. 3,2 V (bzw. 250 mV, 700 mV bis zu ca. 3200 mV)
messen, sofern die Diodenstrecke nicht defekt ist.
Wenn Sie nun die Prüfspitzen vertauschen, also rot an die Katho-
de und schwarz an die Anode, so überprüfen Sie die sog. Sper-
richtung der Diodenstrecke.
Wird Ihnen "3,3" angezeigt, so ist die Diode in Ordnung. Wird Ih-
nen dagegen ein anderer Spannungswert angezeigt, so haben
Sie entweder das Meßobjekt falsch angeschlossen oder es ist
defekt.
Außerdem ertönt bei Meßwerten < 100 mV ein akustisches
Signal.
23