Inhaltsverzeichnis
Werbung
lichem sind. Solche Umstände können den Meßwert verfäl-
schen.
Sobald " OL" (für Overload = Überlast oder Überlauf) im Dis-
play erscheint, haben Sie den Meßbereich überschritten, bzw.
die Meßstrecke ist unterbrochen.
E Wechselstrommessung
Für die Messung von Wechselströmen mit Hilfe des Stromsensors
(in der Zangenöffnung) müssen die Meßspitzen der Meßleitungen
mit den beiliegenden Isolierstopfen abgedeckt werden (bis zum An-
schlag). Die isolierten Prüfspitzen müssen in die dafür vorgesehe-
nen Gehäuseaussparungen in der Gehäuseunterseite geklemmt
werden.
Zur Messung von Wechselströmen gehen Sie wie folgt vor:
Stellen Sie den Drehschalter auf „A~".
Umschließen Sie nicht mehr als einen isolierten Leiter in einem ein-
phasigen System oder mehrere isolierte Leiter eines mehrphasigen
Systems.
Achtung!
Etwas unterhalb der „Zangenöffnung" (Stromsen-
sor) befindet sich ein Handschutz, ein Kunststoff-
wulst. Greifen Sie während der Messung /beim Um-
schließen des Leiters oder der Stromschiene nie-
mals über den Handschutz hinaus – LEBENSGE-
FAHR !
Der/die Leiter muß/müssen sich lose im Stromsensorbereich („Zan-
genöffnung") bewegen lassen. Achten Sie während der Ablesung
darauf, daß sich der Leiter möglichst im Zentrum (in der Öffnungs-
mitte), befindet.
16
• In commerciële instellingen dient u zich te houden aan de ARBO-
voorschriften.
• In scholen, opleidingsinstituten, hobby- en doe-het-zelf-werk-
plaatsen dient het gebruik van meetapparaten alleen te gebeuren
onder toezicht van geschoold personeel.
• Wees bijzonder voorzichtig met de omgang van spanningen > 25
V wissel- (AC) resp. > 35V gelijkspanning (DC). Reeds bij deze
spanningen kunt u bij het aanraken van elektrische leidingen een
levensgevaarlijke schok krijgen.
• Schakel daarom eerst de stroombron uit, verbind de tang met de
te meten stroombron, stel op het meetapparaat het benodigde
stroommeetbereik in en schakel vervolgens de stroombron in. Na
beëindiging van de meting schakelt u eerst de stroombron uit en
verwijdert u vervolgens de stroomtang van de stroombron.
• Voor iedere wisseling van het meetbereik dient u de tester
(stroomrail, leiding enz.) van het te meten object te verwijderen.
• Voor iedere stroommeting moeten de meetsnoeren, voorzien met
een isolatiekap, in de hiervoor bestemde meetsnoerenopname
aan de onderkant van de behuizing ingedrukt worden.
• Controleer voor iedere meting uw meetapparaat op beschadi-
ging(en). Voer beslist geen metingen door wanneer de bescher-
mende isolatie beschadigd (ingescheurd, afgescheurd enz.) is.
• Vermijd bij iedere meting, vooral tijdens een stroommeting, een
te hoge luchtvochtigheid, damp. Tijdens het doorvoeren van me-
tingen moeten de handen, schoenen en de grond beslist droog
zijn.
61
Werbung
Inhaltsverzeichnis
