-
De spanningstester moet worden beschermd tegen ver-
ontreinigingen en beschadigingen van het behuizingop-
pervlak.
-
Als bescherming tegen lichamelijke letsels moet na ge-
bruik van de spanningstester de meegeleverde teststaaf-
bescherming
Elektrische symbolen op het apparaat:
Symbool
2.
Apparaatbeschrijving
1
Teststaafbescherming
2
Teststaaf L1/-
3
Teststaaf L2/+
4
LED-meetpuntverlichting
5
Sensor van de kabelbreukdetector
6
Drukschakelaar
7
Handgreep L1
8
Indicatorgreep L2
9
Graduele LED-indicator
J
+/- LED´s van de polariteitsindicatie
K
R ode LED voor het testen van de buitengeleider (fase-
weergave)
L
G roene LED´s ◄LR► van de draaiveldindicatie (links/
rechts)
M
G ele LED Ω voor doorgangstest (lampje brandt perma-
nent)/ kabelbreukdetector (lampje knippert)
3.
Functiecontrole voor het gebruik ter controle van de
spanningloosheid van de installatie (afbeelding A)
-
Onmiddellijk voor en na het gebruik moet de spannings-
tester worden gecontroleerd op zijn werking!
-
Activering van de ingebouwde testfunctie (zelftest):
•
De teststaven L1/-
gesloten .
•
De drukschakelaar
3
gehouden om de ingebouwde testfunctie te starten.
•
De zoemer weerklinkt, alle LED´s (behalve de - 12 V
LED of + 12 V LED)
moeten hun werking aangeven.
-
Het vervangen van de batterijen is noodzakelijk, wanneer
de ingebouwde testfunctie (zelftest) niet meer kan worden
geactiveerd.
-
Test de spanningstester op bekende spanningsbronnen
bijv. op een 230 V-contactdoos.
-
Gebruik de spanningszoeker niet, wanneer spanningsin-
dicator, fase-indicator en vibratiemotor niet correct functio-
neren!
4.
Controle van de installatie op spanningloosheid (af-
beelding B/C)
Bij de installatiecontrole dient u de spanningloosheid van de
installatie te controleren door de spanningsindicator, de fase-
indicator (fase-indicator functioneert alleen in het geaarde
wisselspanningsnet) en de vibratiemotor (vibratiemotor wordt
door bediening van beide druktoetsen geactiveer) te controle-
ren. Van spanningloosheid van de installatie is alleen sprake,
wanneer alle drie testkringen spanningloosheid aangeven
(spanningsindicator, fase-indicator en vibratiemotor).
-
Leg de beide teststaven L1/+
testen installatieonderdelen.
-
De omvang van de aanwezige spanning wordt weergege-
ven via de graduele LED-indicator
-
Een knipperend lampje niveau laat zien dat de spanning
van de LED fase niet is zijn bewerkt (behalve de 12/24 V
LED). Een LED stap lichten van 75 - 85 % van de schaal-
waarde
-
Wisselspanningen (AC) worden weergegeven door het
gelijktijdig oplichten van de + 12 V LED en van de - 12 V
LED.
-
Gelijkspanningen (DC) worden weergegeven door het
oplichten van de + 12 V LED of van de - 12 V LED. Via
de polariteitsindicatie
aanwezige polariteit + of - weergegeven.
-
Om een onderscheid te maken tussen energierijke en
energiearme spanningen (bijv. capacitief ingekoppelde
stoorspanningen) kan door bediening van de beide druk-
schakelaars een interne last in de spanningstester worden
ingeschakeld. (zie hoofdstuk 5.)
Overbelastingsindicatie
Wanneer de spanning aan de teststaven L1/-
hoger is dan de toegestane nominale spanning, dan knipperen
alle LED´s van de graduele indicator
01/2014
1
worden aangebracht op de teststaven!
Betekenis
Belangrijke documentatie!
Het symbool geeft aan dat de gids beschreven
in de handleiding, om risico's te vermijden
Apparaat of uitrusting voor het werken onder
spanning
Drukschakelaar
AC wisselspanning
DC gelijkspanning
DC/AC gelijk- en wisselspanning
Aarde (spanning naar aarde)
Indicatie van de draaiveldrichting; de draai-
veldrichting kan alleen bij 50 of 60 Hz en in een
geaard netwerk worden weergegeven
Dit symbool geeft de juiste plaatsingsrichting
van de batterijpolen aan
moet gedurende ca. 3 seconden ingedrukt worden
DUSPOL
2
en L2/+
6
in de indicatiehandgreep L2
9
en de meetpuntverlichting
2
J
wordt de op de teststaaf L2/+
9
expert
®
3
moeten worden kort-
3
en L2/-
tegen de te
9
.
2
. De overbelastingsin-
3
en L2/+
3
43