8. Montage en bediening
m Let op!
Het product voor de ingebruikname absoluut volledig
monteren!
De werkplaatswagen is grotendeels gemonteerd, u
hoeft alleen maar de wielen als volgt te monteren:
Montage wielen (afb. 1-3)
• Verwijder eerst het meegeleverde gereedschap uit
de wagen.
• Monteer de wagen op een voldoende groot en kras-
bestendig oppervlak. Bescherm de wagen indien
nodig met het verpakkingsmateriaal om eventuele
krassen van het geverfde oppervlak te vermijden.
• Draai de werkplaatswagen om en monteer de wielen
als volgt.
• Platzieren Sie die feststehenden Rollen (5) am
hinterem Ende und die drehbaren Rollen (3, 4) am
vorderen Ende (Griff Seite (1)) des Wagens. Lijn de
gaten in de wielen uit met de gaten op de wagen.
• Bevestig de wielen met behulp van een inbussleutel
aan de onderzijde van de wagen. Gebruik hiervoor
de meegeleverde schroeven.
Bediening spanningstester (125 tot 250 V~)
Voor het controleren van de wisselspanning.
De op de spanningstester aangegeven spanningen zijn
nominale spanningen.
m LET OP! Levensgevaar door elektrische schok!
• De spanningstester alleen gebruiken voor het con-
troleren van de spanning.
• De spanningstester uitsluitend in het spanningsbe-
reik van 125 tot 250 volt ~ gebruiken.
• Defecte spanningstesters waarvan de werking en/
of de veiligheid duidelijk is aangetast, mogen niet
worden gebruikt.
• De spanningstester alleen gebruiken in een droge
omgeving.
• De spanningstester mag niet worden gebruikt onder
invloed van neerslag, bijv. dauw of regen.
34 | NL
m LET OP! De spanningstester nooit als schroe-
vendraaier gebruiken bij installatieonderdelen die
onder spanning staan.
Voor elke toepassing:
1.
Isolatiebekleding van de spanningstester op
beschadigingen controleren. Beschadigde span-
ningstester niet gebruiken.
2.
Werking van het gloeilampje van de spannings-
tester op een aangesloten stopcontact controle-
ren. Gooi een beschadigde of slecht functione-
rende spanningstester weg.
m WAARSCHUWING! Het waarnemen van de lich-
tindicator garandeert niet dat er geen sprake is van
spanning.
Door de volgende factoren kan het waarnemen van
de lichtindicator nadelig worden beïnvloed:
• Ongunstige lichtomstandigheden, bijv. bij zonlicht
• Temperaturen buiten het bereik van -10 °C tot +50
°C
• Frequenties buiten het bereik van 50 tot 500 Hz
• Ongunstige locaties zoals op houten trapladders,
isolerende vloerbedekkingen en in niet bedrijfsmatig
geaarde wisselstroomnetten
Om vast te stellen of er sprake is van wissel-
spanning, moeten de volgende stappen worden
uitgevoerd:
1.
Houd het uiteinde van de spanningstester tegen
een contact van de elektraleiding en
2.
raak het andere einde van de spanningstester aan
met een vinger.
Als er sprake is van wisselspanning, brandt het gloei-
lampje.
9.
Reiniging en opslag
1.
Reiniging
Risico op materiële schade!
Als u de wagen niet conform de voorschriften reinigt,
kunt u deze beschadigden.
• Gebruik geen agressieve, schurende reinigingsmid-
delen en geen reinigingsmiddelen op basis van op-
losmiddelen, zuur of chloor.
• Gebruik geen borstels met metaal of nylonborstels,
geen scherpe of metaalhoudende reinigingshulp-
middelen als messen, harde spatels of dergelijke.
www.scheppach.com