gebruiken voor een ander doeleinde dan voort-
bewegingsbeperking. De achtertaille-bevestig-
ing mag alleen worden onderworpen aan mini-
male belasting door de taille van de gebruiker. Hij
mag nooit worden gebruikt om het volledige ge-
wicht van de gebruiker te dragen.
15. Heup: De heup-bevestigingselementen moeten
worden gebruikt in paren en ze mogen uitslui-
tend worden gebruikt voor werkhouding-bepal-
ing. De heup-bevestigingselementen mogen niet
worden gebruikt als valbeveiliging. Heup-beves-
tigingen worden vaak gebruikt voor werkhoud-
ing-bepaling door boomchirurgen, werknemers
in de nutssector die masten beklimmen en
werknemers in de bouw die staal vlechten en op
bekistingswanden klimmen. Gebruikers worden
gewaarschuwd geen heup-bevestigingselement-
en (of enig ander stijf punt van de harnasgordel)
te gebruiken om het ongebruikte uiteinde van een
valbeveiligingsklimset op te bergen, omdat dit
struikelgevaar kan veroorzaken, of in geval van
een meervoudig vertakte set door het ongebrui-
kte deel van de set, een ongunstige belasting kan
veroorzaken op de harnasgordel en de drager.
16. Hangzitting: De hangzitting-bevestigingsele-
menten moeten worden gebruikt in paren en ze
mogen uitsluitend worden gebruikt voor werk-
houding-bepaling. De hangzitting-bevestig-
ingselementen mogen niet worden gebruikt als
valbeveiliging.
Hangzitting-bevestigingen worden vaak gebruikt
voor langdurige, hangend uit te voeren werkzaam-
heden, waarbij de gebruiker op de hangzitting kan
zitten die wordt gevormd tussen de twee bevestig-
ingselementen. Een voorbeeld hiervan is glasbe-
wassing bij grote gebouwen.
GEBRUIKERSINSPECTIE, ONDERHOUD EN
OPSLAG VAN UITRUSTING
Gebruikers van persoonlijke valbeveiligingssystemen
dienen ten minste alle instructies van de fabrikant
met betrekking tot het testen, het onderhoud en de
opslag van uitrusting op te volgen. De werkgever van
de gebruiker moet de instructies van de fabrikant
bewaren en gemakkelijk toegankelijk maken voor alle
gebruikers. Zie ANSI/ASSE Z359.2, minimum-
voorschriften voor een gepland valbeveiligingspro-
gramma met betrekking tot gebruikersinspectie,
onderhoud en opslag van uitrusting.
1. Naast de in de gebruiksaanwijzing van de fabrikant
vermelde beproevingseisen moet de uitrusting ten
minste om het jaar vóór elk gebruik door de geb-
ruiker en bovendien door een bevoegde derde
worden gecontroleerd op:
- ontbreken of onleesbaarheid van markeringen
- ontbreken van elementen die de vorm, het vastzit-
ten of de werking van de uitrusting beïnvloeden
- aanwijzingen voor gebreken of beschadigingen in
metalen onderdelen, inclusief scheuren, scherpe
randen, vervorming, corrosie, chemische aantasting,
oververhitting, verandering en overmatige slijtage.
- aanwijzingen voor gebreken of beschadigingen aan
riemen en kabels, inclusief rafelen, splitsen, open-
draaien, knikken, knoopvorming, vastbinden, ges-
cheurde of eruit getrokken naden, buitensporige
rek, chemische aantasting, overmatige verontrein-
iging, schuren, verandering, benodigde of overma-
tige smering, overmatige veroudering en overma-
tige slijtage
2. Beproevingscriteria voor de uitrusting moeten
worden vastgelegd door de werkgever van de geb-
ruiker. Deze criteria moeten gelijk zijn aan of
strenger zijn dan de criteria die zijn vastgelegd in
deze norm of in de gebruiksaanwijzing van de fab-