3
Maak de kachel schoon met een vochtige doek en droog deze af.
4
Haal de batterijen uit de batterijhouder L en bewaar deze op een droge plaats.
5
Reinig het brandstofzeefje.
6
Berg de kachel stofvrij op, zo mogelijk in de originele verpakkingsmaterialen.
Overgebleven brandstof kunt u een volgend stookseizoen niet meer gebruiken.
Houdt u toch wat over gooi deze brandstof dan niet weg, maar volg de regels zoals
die in uw gemeente gelden voor Klein Chemisch Afval. Begin het nieuwe
stookseizoen in elk geval met nieuwe brandstof en raadpleeg opnieuw deze
gebruiksaanwijzing.
I
VERVOER
Om te voorkomen dat uw kachel tijdens het transport brandstof lekt, moet u de
volgende maatregelen nemen:
1
Laat de kachel afkoelen.
2
Haal de wisseltank I uit de kachel en verwijder het brandstofzeefje. Dit kan
wat nadruppelen; houd een doekje bij de hand. Bewaar het brandstofzeefje
en de wisseltank buiten de kachel.
3
Vervoer de kachel altijd rechtop.
4
Leeg de vaste tank met een brandstofpomp voorafgaand aan transport of in
het geval van gebruik van verkeerde of verontreinigde brandstof. Verwijder
eerst de brandstoffilter en plaats de brandstofpomp in de vaste brandstof-
tank. Volg deze procedure ook indien er water in de brandstoftank zit.
J
SPECIFICATIES
Ontsteking
Brandstof
Capaciteit (kW)*
Geschikte ruimte (m³)**
Brandstofverbruik (l/uur)*
Brandstofverbruik (g/uur)*
Brandduur per tank (uur)*
Inhoud wisseltank (liter)
Gewicht (kg)
Afmetingen (mm) (inclusief bodemplaat)
Batterijen
Type kous
* Bij instelling op maximale stand, ** Opgegeven waarden zijn indicatief
R 232 TC
elektrisch
kerosine
2.3
35-80
0.250
191
12.5
3.0
6
breedte 404
diepte 330
hoogte 403
3V D.C. (R20 x 2)
O
1
35
R 125 E
1998 / 1999