WÄHREND DER FAHRT AUF "LOCK"
DREHEN.
Parkleuchten (02_28)
Das Fahrzeug ist mit vorderen und hint-
eren Standlichtern ausgestattet. Wenn
möglich, das Fahrzeug in dafür vorgese-
hene Plätze an gut beleuchteten Orten
parken. Standlichter sind sehr nützlich,
wenn der Parkplatz dunkel oder zu wenig
beleuchtet ist, um das Fahrzeug besser
erkenntlich zu machen.
BETRIEBSWEISE
02_28
Zum Einschalten der Standlichter:
•
Den Lenker verriegeln ohne den
Schlüssel abzuziehen.
•
Den Schlüssel auf Position
(PARKING) drehen.
•
Prüfen, ob beide Standlichter
(vorne und hinten) sich richtig
einschalten.
•
Den Schlüssel abziehen.
48
LE OVER HET VOERTUIG NIET VER-
LIEST.
Parkeerlichten (02_28)
Het voertuig is voorzien van parkeerlich-
ten vooraan en achteraan. Het wordt
steeds aangeraden om het voertuig te
parkeren in de speciale zones en alles-
zins op goed verlichte plaatsen, de par-
keerlichten zijn zeer nuttig om te parke-
ren in een donkere of slecht verlichte
zone, en alleszins wanneer met het voer-
tuig zichtbaarder wil maken.
WERKING
Om de parkeerlichten aan te schakelen:
•
Blokkeer het stuur zonder de
sleutel te verwijderen.
•
Draai de sleutel in de positie
(PARKING).
•
Controleer de correcte ontste-
king van beide parkeerlichten
(vooraan en achteraan).
•
Verwijder de sleutel.