Inhaltsverzeichnis
Werbung
Verfügbare Sprachen
Verfügbare Sprachen
9
Als
het
voertuig
geschakeld en een obstakel achter het voertuig wordt niet
gedetecteerd door het system:
1.
Controleer
of
de
voorgeschreven hoogte geplaatst zijn (tussen 45 en 60 cm).
2.
Controleer of de gemonteerde sensoren in de voorgeschreven
hoek geplaatst zijn. Indien nodig, gebruik bij de montage de
speciale ringen om de juiste hoek te bepalen.
3.
Controleer
of
de
voorgeschreven afstand van elkaar geplaatst zijn (< of = 45 cm).
4.
Controleer of de sensor ondersteboven
geplaatst is.
5.
Neem steeds één sensor tegelijk los om de mogelijke
defecte sensor te identificeren.
10
De parkeerhulpstrepen verschijnen niet goed parallel op
de grond of op de parkeerplaats:
1.
Controleer of de juiste hoogte van de camera ten opzichte
van de grond in acht is genomen (tussen 45 en 60 cm).
2.
Controleer of de camera onder de juiste hoek is geplaatst
ten opzichte van een obstakel op 2,5 m, door te controleren
of het obstakel goed in het midden van het scherm wordt
weergegeven. Voeg zo nodig stelringen toe om de hoek te
corrigeren.
3.
P as de instelling aan de 6 gepresenteerde configuraties
aan.
4.
Draai de camera om zijn as om hem uit te lijnen op de
horizon.
34
in
de
achteruitrijversnelling
gemonteerde
sensoren
gemonteerde
sensoren
De afstanden voorgesteld door de parkeerhulpstre-
11
is
pen komen niet overeen met de weergegeven
waarden
1.
Controleer of de juiste hoogte van de camera ten
op
de
opzichte van de grond in acht is genomen (tussen 45
en 60 cm).
2.
Controleer of de camera onder de juiste hoek is
geplaatst ten opzichte van een obstakel op 2,5 m,
door te controleren of het obstakel goed in het midden
op
de
van het scherm wordt weergegeven. Voeg zo nodig
stelringen toe om de hoek te corrigeren.
3.
Pas
de
configuraties aan.
4.
Draai de camera om zijn as om hem uit te lijnen op
de horizon.
instelling
aan
de
6
gepresenteerde
52
Werbung
Inhaltsverzeichnis
Fehlerbehebung
