Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Valeo Beep & Park Vision Bedienungsanleitung Seite 33

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 27
Storingzoeken
1
Er wordt niets weergegeven op het scherm:
1.
Is de voedingskabel juist aangesloten?
2.
Is het contact in stand ACC ON gezet?
3.
Is de achteruitrijversnelling geselecteerd?
4.
Zijn alle draden juist aangesloten?
5.
Controleer de juiste functieinstelling van het scherm.
2
Er wordt iets weergegeven op het scherm zonder
dat de achteruitrijversnelling is geselecteerd:
Controleer of de voedingskabel van de ECU
is
aangesloten
op
achteruitrijverlichting.
3
Het scherm geeft aan dat er een storing aanwezig
is in een sensor:
1.
Controleer of het sensoroppervlak schoon is.
2.
Controleer of de bedrading van de sensoren juist is
aangesloten op de ECU.
3.
Controleer of de bedrading van de sensoren
beschadigd is.
4
De positie van het object komt niet overeen met de
indicator op het scherm:
Zijn de kabels van de sensoren in de juiste volgorde
(A, B) aangesloten op de ECU?
5
Het volume van het waarschuwingssignaal is niet
naar uw zin:
Stel het volume af op het gewenste niveau.
de
bedrading
van
de
6
Als de achteruitrijversnelling is geselecteerd, wordt er
0.5m of 0.6m weergegeven op het scherm:
1.
Er bevinden zich obstakels binnen een afstand van 0.6 m.
2.
Zijn de sensoren te laag geplaatst of registreren ze het
grondoppervlak?
3.
Controleer of de sensor ondersteboven geplaatst is.
4.
Neem steeds 1 sensor tegelijk los om de werking ervan te
controleren.
7
Vertroebeld beeld of slecht beeld op het scherm:
1.
Controleer of er zich vuil of water op de lens van de camera
bevindt.
2.
Reinig de lens met wat alcohol en droog de lens met een
schone doek.
3.
Is er voldoende voeding naar de ECU?
4.
De helderheid, het contrast en de intensiteit van de kleuren
kunnen worden ingesteld.
8
Als
het
voertuig
in
geschakeld en een geluidssignaal wordt geactiveerd als
er geen obstakel achter het voertuig aanwezig is:
1.
Controleer
of
de
voorgeschreven hoogte geplaatst zijn (tussen 45 en 60 cm).
2.
Controleer of de gemonteerde sensoren in de voorges-
chreven hoek geplaatst zijn. Indien nodig, gebruik bij de
montage de speciale ringen om de juiste hoek te bepalen.
3.
Controleer of de gemonteerde sensoren op de voorges-
chreven afstand van elkaar geplaatst zijn (< of = 45 cm).
4.
Controleer of de sensor ondersteboven
geplaatst is.
5.
Neem steeds één sensor tegelijk los om de mogelijke
defecte sensor te identificeren.
de
achteruitrijversnelling
gemonteerde
sensoren
op
is
de
33

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis