Inhaltsverzeichnis
Werbung
Let op de omgevings
temperatuur
Het apparaat is voor een bepaalde
klimaatklasse geconstrueerd. Afhankelijk
van de klimaatklasse kan het apparaat bij
de volgende omgevingstemperaturen
gebruikt worden.
U vindt de klimaatklasse op het type
plaatje, afb. 5, links onderaan in de
koelruimte.
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
Als de omgevingstemperatuur voor
uw apparaat te koud is, dan werkt de
koelmachine minder vaak. Hierdoor kan
het in de diepvriesruimte te warm worden.
In extreme gevallen kunnen de
diepvrieswaren ontdooien.
Om in te schakelen: de schakelaar,
afb. 2/A, indrukken de rode markering
wordt zichtbaar. In het apparaat brandt
de binnenverlichting met verminderde
lichtsterkte.
Om energie te besparen de omgevings
temperatuurschakelaar uitschakelen
zodra de omgevingstemperatuur weer
hoger is dan +16 °C.
Omgevingstemperatuur
+10 °C tot 32 °C
+16 °C tot 32 °C
+16 °C tot 38 °C
+16 °C tot 43 °C
Beluchting
De verwarmde lucht moet ongehinderd
afgevoerd kunnen worden. Anders moet
de koelmachine meer presteren.
Waardoor het energieverbruik toeneemt.
Daarom: be en ontluchtingsopening
nooit afdekken of versperren!
Inschakelen van
het apparaat
Temperatuurkiezer, afb. 2/2, uit stand
0" draaien.
De binnenverlichting is bij geopende deur
ingeschakeld.
Instellen van
de temperatuur
Voor gevoelige levensmiddelen adviseren
wij de levensmiddelen niet warmer dan bij
+4 °C op te slaan.
Bij een gemiddelde instelling wordt in de
koudste zone, afb. 3, ca. +4 °C bereikt.
Een hogere instelling betekent een lagere
temperatuur in de koel en diepvries
ruimte.
Wij adviseren:
S voor het kortstondig opslaan van
levensmiddelen: lage instelling
(energiebesparend gebruik)
S voor het langdurig opslaan van
levensmiddelen: gemiddelde instelling
S een hoge instelling alleen tijdelijk
instellen: als de deur vaak geopend
wordt en bij het inladen van grote
hoeveelheden levensmiddelen in de
koelruimte
nl
53
Werbung
Inhaltsverzeichnis
