6.1 Fabrieksinstelling
6.2 Controle van de werking
52
1
2
Afbeelding 6.1. Interne ketelaquastaat
De verwarmingsketel volgens het
bedieningsoverzicht in bedrijf
nemen.
De stookolieleidingen, de
rookgasaansluiting, de
ketelaansluitingen en de
verwarmingsinstallatie op
dichtheid controleren.
De ontsteking en de werking van
de stookoliebrander nagaan.
Indien de verwarmingsketel op
fabrieksinstelling zonder een
weersafhankelijke VRC-regelaar is
uitgerust dan moet :
De blinde aansluitstekker (1) in de
aansluitsokkel bevestigen.
De interne ketelaquastaat (2) op
de gewenste keteltemperatuur
instellen. Toegang wordt verleend
door het deksel van de
inbouwopening in het
bedieningsbord te verwijderen.
Wordt een weersafhankelijke VRC-
regelaar of een ketelaquastaat
VRC-K ingebouwd, moet de interne
ketelaquastaat (2) op haar
maximum waarde (cijfer 8)
worden ingesteld.