Oplossen Van Problemen - Clarion CZ702E Benutzerhandbuch & Installationshandbuch

6. OPLOSSEN VAN PROBLEMEN

ALGEMEEN
Probleem Oorzaak
De zekering van het toestel is
doorgebrand.
Het toestel gaat
niet aan.
De zekering van de accu van het
voertuig is doorgebrand.
Het toestel gaat
niet aan.
Er gebeurt niets
De microprocessor functioneert
wanneer u op de
niet naar behoren vanwege ruis,
toetsen drukt.
storing enz.
De aanduidingen
op het display
zijn niet correct.
Incorrecte audio-
uitgangsaansluitingen.
Volume te laag ingesteld.
De luidsprekers zijn beschadigd. Vervang de luidsprekers.
Geen/zachte
geluidsweergave.
De balans is teveel naar één
kant ingesteld.
De luidsprekerbedrading
maakt contact met een metalen
onderdeel van de auto.
Er wordt een ongeschikte disc
gebruikt.
Het vermogen van de
Slechte
luidsprekers komt niet overeen
geluidskwaliteit
met dat van dit toestel.
of vervormde
weergave.
Verkeerde aansluitingen.
Kortsluiting in de
luidsprekerbedrading.
Storing in de De MUTE-draad maakt contact
telefoondemping. met aarde.
Het toestel reset
Incorrecte verbinding tussen
vanzelf wanneer
ACC en de accu.
de motor uit is.
90
CZ702E
Maatregel
Vervang door een nieuwe zekering met het
correcte vermogen.
Vervang door een nieuwe zekering met het
correcte vermogen.
Schakel de stroom uit en verwijder het DCP.
Druk het [RESET] knopje met een dun
voorwerp in.
Opmerking:
Schakel de ACC stroomvoorziening
uit wanneer het [RESET] knopje wordt
ingedrukt.*
* Wanneer de [RESET] toets wordt
ingedrukt, blijven de frequenties van
radiozenders, audio-instellingen en andere
gegevens in het geheugen bewaard.
Controleer de bedrading en corrigeer indien
nodig.
Verhoog het volume.
Corrigeer de balans.
Isoleer alle bedrading en aansluitingen van
de luidsprekers.
Gebruik een standaard disc.
Vervang de luidsprekers.
Controleer de bedrading en corrigeer indien
nodig.
Controleer de bedrading en corrigeer indien
nodig.
Controleer de MUTE-bedrading en corrigeer
indien nodig.
Controleer de bedrading en corrigeer indien
nodig.
Discspeler
Probleem Oorzaak
Er zit al een andere disc in het
Er kan geen disc in
toestel.
het toestel worden
Er zit een voorwerp vast in het
ingebracht.
toestel.
De weergave slaat
De CD is vuil.
over of vertoont
De CD is erg bekrast of vervormd. Vervang de CD door één zonder krassen.
ruis.
Slecht geluid nadat Wanneer de auto op een vochtige
de stroom voor plek geparkeerd staat, kan er
het eerst wordt condens gevormd worden op de
ingeschakeld. lens in het binnenwerk.
USB-apparatuur
Probleem Oorzaak
Het USB-apparaat is in de
USB-apparaat
verkeerde richting ingebracht.
kan niet worden
aangesloten.
De USB-stekker is defect.
Het USB-apparaat is
USB-apparatuur
beschadigd.
kan niet worden
herkend.
Er zijn verbindingen los.
Er wordt
geen geluid
weergegeven Er is geen MP3/WMA bestand
wanneer de opgeslagen op het USB-
melding "No File" apparaat.
(Geen bestand)
verschijnt.
De weergave slaat MP3/WMA bestanden zijn
over of vertoont niet op de juiste manier
ruis. gecodeerd.
Bluetooth
Probleem Oorzaak
De apparatuur biedt geen
Kan de Bluetooth-
ondersteuning voor de door het
apparatuur
systeem vereiste profielen.
niet pairen
(koppelen) met het
De Bluetooth-functie van
audiosysteem van
de apparatuur is niet
de auto.
ingeschakeld.
De versterking (gain) van de
De geluidskwaliteit
interne microfoon is niet correct
wordt slecht nadat
ingesteld.
er verbinding
is gemaakt
De externe microfoon is niet
met Bluetooth-
correct ingesteld en/of niet
apparatuur.
correct geplaatst.
Maatregel
Laat de eerdere disc uitwerpen voor u de
nieuwe erin doet.
Verwijder het voorwerp uit het toestel.
Maak de CD met een zacht doekje schoon.
Laat het toestel ongeveer 1 uur drogen terwijl
de stroom ingeschakeld staat.
Maatregel
Keer het USB-apparaat om en probeer het
opnieuw.
Vervang door andere USB-apparatuur.
Maak het USB-apparaat los en sluit het dan
opnieuw aan. Als de apparatuur nog niet herkend
wordt, probeer deze dan te vervangen door
andere USB-apparatuur.
Sla deze bestanden op de juiste manier op het
USB-apparaat op.
Gebruik correct gecodeerde MP3/WMA
bestanden.
Maatregel
Maak verbinding met andere apparatuur.
Raadpleeg de handleiding van de apparatuur om
de functie in te schakelen.
Regel de versterking (gain) van de interne
microfoon via de systeeminstellingen.
Regel de versterking (gain) en corrigeer de
plaatsing van de externe microfoon.
Plak de microfoon bijvoorbeeld op het dashboard,
dicht bij de bestuurder.