Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Snelheid Met Of Zonder Verandering Van Toonhoogte Wijzigen; Pitch Bend - Het Ritme Van Twee Muziekfragmenten Op Elkaar Afstemmen; Scratcheffecten; Liereffecten - IMG STAGE LINE CD-292USB Bedienungsanleitung

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für CD-292USB:
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 4
5.9 Snelheid met of zonder verandering
NL
van toonhoogte wijzigen
B
U kunt de snelheid met de schuifregelaar (15)
met max. ±100 % wijzigen:
+100 % = dubbele snelheid
-100 % = stilstand
1) Selecteer het regelbereik met de toets PITCH
(14). In de tekstregel (O) wordt kort de instel-
ling weergegeven:
"Pitch 8 %", "Pitch 16 %", "Pitch 100" of
"Pitch off", als de snelheidsregelaar opnieuw
is uitgeschakeld en de track met de normale
snelheid wordt afgespeeld.
2) Wijzig de snelheid met de schuifregelaar. Het
display geeft rechts bovenaan (I) de procen-
tuele afwijking aan ten opzichte van de nor-
male snelheid. Het aantal beats (Q) veran-
dert overeenkomstig.
3) Met het wijzigen van de snelheid wijzigt ook
de toonhoogte in verhouding. Als de toon-
hoogte daarbij echter constant moet blijven,
drukt u op de toets MT (24). Op het display
wordt het bericht "MT" (S) weergegeven. Om
de functie uit te schakelen, drukt u opnieuw
op de toets MT.
5.10 Pitch Bend – Het ritme van
twee muziekfragmenten
op elkaar afstemmen
De beats van twee muziekfragmenten met het-
zelfde tempo kunnen tijdelijk precies op elkaar
worden afgestemd. Op deze manier wordt bij het
mengen tussen twee afspeeleenheden het ritme
tijdens het dansen niet onderbroken.
1) Synchroniseer met de snelheidsregelaar (15)
eerst het tempo van het muziekfragment dat
moet worden ingemengd met het tempo van
het huidige muziekfragment. Stel hiervoor
met de schuifregelaar hetzelfde aantal beats
per minuut in, zie weergave (Q) onderaan
rechts op het display.
2) Stem de beats van het muziekfragment dat
moet worden ingemengd, precies af op deze
van het huidige muziekfragment; gebruik
hiervoor de toetsen PITCH BEND (22):
Zolang de toets + of - ingedrukt wordt gehou-
den, wordt de track sneller resp. trager afge-
speeld. Op deze manier verschuiven de
beats zich ten opzichte van de beats van het
huidige muziekfragment.
3) De beats kunnen ook door draaien aan de
knop (16) worden verschoven.
5.11 Scratcheffecten genereren

5.11.1 Scratcheffecten

Om scratcheffecten te genereren (komt overeen
met het handmatig bedienen van een draaitafel),
drukt u op de toets SCRATCH (6) en draait u de
draaiknop (16) overeenkomstig vooruit en ach-
teruit. De LED van de knop licht op en in de teks-
tregel (O) wordt "SCRATCH" weergegeven. Om
het effect uit te schakelen, drukt u opnieuw op de
toets SCRATCH.

5.11.2 Liereffecten

Als de functie Master-Tempo (constante toon-
hoogte) ingeschakeld is [displaybericht "MT"
(S)], schakelt u deze uit met de toets MT (24).
Door de draaiknop (16) heen en weer te draaien,
neemt de afspeelsnelheid afwisselend toe en af.
Zo ontstaat een liereffect.
32
5.11.3 Stottereffect
De Cue-punten die met de toetsen CUE (18),
CUE 1 en CUE 2 (11) zijn opgeslagen (
stuk 5.8), kunnen ook worden gebruikt om inte-
ressante stottereffecten te genereren: Door
meerdere keren kort na elkaar op een van de
toetsen te drukken, ontstaat een stottereffect. Dit
effect wordt nog sterker naarmate het Cue-punt
hiervoor geschikt is (b.v. inzetten van een instru-
ment, begin van een woord)

5.11.4 Naadloze loop afspelen

U kunt een bepaald fragment van een track als
naadloze loop afspelen zo lang u wenst.
1) Start het afspelen met de toets
het gewenste beginpunt van de loop is
bereikt (punt a in figuur 6), tip dan op de toets
A (19).
A
B /EDIT
1.
2.
a
b
PLAY
PLAY
LOOP
Figuur 6 Naadloze loop afspelen
Tip: Om het beginpunt op 1 frame nauwkeurig vast
te leggen, schakelt u met de toets
pauze; met de draaiknop (16) stelt u het punt exact
in en vervolgens drukt u op toets A.
2) Als bij het verder afspelen het gewenste eind-
punt van het fragment is bereikt (punt b in
figuur 6), druk dan op toets B / EDIT (19). Het
fragment tussen de punten wordt continu her-
haald. Zolang een naadloze loop wordt afge-
speeld, wordt het displaybericht "RELOOP"
(J) weergegeven.
3) Om het eindpunt te verschuiven of om dit tot
op één frame nauwkeurig in te stellen, drukt
u tijdens het afspelen van de loop op de toets
B / EDIT. De tijdsweergave (P) duidt nu de
tijdindex van het eindpunt weer. Verschuif
met de draaiknop (16) het eindpunt en beves-
tig het eindpunt met de toets B / EDIT.
4) Het fragment voor de loop kan ook gedeeld of
met een veelvoud verlengd worden. Tijdens
het afspelen van de loop, selecteert u met de
toets
of
(21) de wijziging van de lengte.
De tekstregel (O) geeft de instelling aan:
1
1
1
1
1
1
2
TRIM:
,
,
,
,
,
,
32
16
8
4
2
1
1
5) Om de loop te verlaten en de track verder af
te spelen, drukt u opnieuw op de toets
RELOOP / EXIT (19). Om de loop te herstar-
ten, drukt u opnieuw op de toets RELOOP /
EXIT.
RELOOP/ EXIT
1.
PLAY
LOOP
Figuur 7 De loop beëindigen en opnieuw starten
Opmerking: Een opgeslagen loop wordt gewist, als tij-
dens het afspelen de volgende track is bereikt of een
andere track met de toets
of
(21) wordt geselec-
teerd.
Fragment met een fractie of veelvoud van een
beatlengte
De lengte van een fragment voor afspelen van
een loop kan ook bij de tracks in
op een fractie of een veelvoud van een beat-
lengte worden ingesteld:
1
1
1
1
1
1
2
4
8
16
,
,
,
,
,
,
,
,
,
32
16
8
4
2
1
1
1
1
1
1) Houd de toets MEMO / AUTO (9) ingedrukt
houden en stel met de draaiknop (16) de
lengte in. De lengte wordt in de tekstregel (O)
hoofd-
weergegeven, b.v. "AUTO 2 / 1" = twee beat-
lengten. Na deze instelling licht de toets
MEMO / AUTO op, om aan te geven dat het
eindpunt van een loopfragment automatisch
wordt ingesteld.
2) Bepaal het beginpunt met de toets A (19). Zo
wordt tegelijk de naadloze loop gestart en het
eindpunt volgens de ingestelde lengte inge-
steld.
3) U kunt de lengte van het loopfragment ook
achteraf, zoals hierboven beschreven (bedie-
(20). Als
ningsstap 3 of 4), wijzigen.

5.12 Eigen reeks tracks samenstellen

Als er alleen geselecteerde tracks in een
bepaalde volgorde moeten worden afgespeeld,
dan kunt u een reeks van max. 99 tracks pro-
grammeren.

5.12.1 Een reeks tracks opslaan en afspelen

1) Als er een track wordt afgespeeld, moet u
deze met de toets
2) Schakel de programmeermodus in met de
toets PROG (13). De tijdweergave (P) scha-
kelt om naar de weergave van de eerste
eerst naar
geheugenplaats "P- 01". Het displaybericht
"PG" (R) knippert snel.
Opmerking: Als u deze modus onmiddellijk wilt ver-
laten, houdt u de toets PROG ingedrukt tot op het
display opnieuw de speeltijd (P) verschijnt.
3) Selecteer de eerste track, die u wilt opslaan,
met de toets
stuk 5.1, bedieningsstappen 4 en 5].
4) Om de trackselectie te bevestigen, drukt u op
de toets PROG. De volgende geheugen-
plaats "P- 02" wordt weergegeven.
5) Herhaal de bedieningsstappen 3 en 4 tot alle
tracks van de reeks opgeslagen zijn. Als er 99
tracks zijn opgeslagen en u probeert nog een
track op te slaan, verschijnt de melding "FULL".
6) Druk op de toets
spelen. Het displaybericht "PG" (R) knippert
langzamer. De tracks worden volgens de
geselecteerde bedrijfsmodus (
5.4.1) afgespeeld. Om een andere track uit
de reeks te selecteren, drukt u (meerdere
4
8
16
32
,
,
,
,
keren) op de toets
1
1
1
1
7) Om terug te schakelen naar de normale
afspeelmodus, schakelt u met de toets
naar pauze en houdt u de toets PROG inge-
drukt tot het displaybericht "PG" (R) niet meer
knippert.
Om de reeks tracks opnieuw af te spelen,
RELOOP/ EXIT
2.
schakelt u naar pauze en drukt u op de toets
PROG, zodat het displaybericht "PG" op -
nieuw knippert. Start het afspelen van de
c
reeks tracks met de toets
Opmerking: Zolang het displaybericht "PG" knippert of
continu oplicht, kunt u de reeks tracks oproepen. Ze
wordt gewist bijvoorbeeld als u het apparaat uitschakelt.

5.12.2 Een reeks tracks controleren

1) Als er een track wordt afgespeeld, schakelt u
eerst met de toets
2) Als nu het displaybericht "PG" knippert, drukt
u een keer op de toets PROG. Als het dis-
playbericht "PG" continu oplicht, drukt u
tweemaal op de toets PROG.
3) Selecteer met de toets
geheugenplaatsen (P- 01 ... P- 99). De track
die wordt opgeslagen verschijnt telkens in de
4
-ritme exact
4
tekstregel (O).
4) Druk op de toets
32
,
spelen.
1
(20) in pauze schakelen.
oder
(21) [
hoofd-
om de reeks tracks af te
hoofdstuk
of
.
.
naar pauze.
of
na elkaar de
om de reeks tracks af te

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis