h) Dieptebegrenzer van de zaagketting controleren en bijvijlen
De zaagketting heeft afwisselend kettingschakels en dieptebegrenzers.
Een te lage hoogteafstand van de dieptebegrenzer t.o.v. de kettingschakel leidt tot een verminderen van de snijpre-
staties.
Een te hoge hoogteafstand leidt daarentegen tot te hoge snijprestaties, wat de aandrijving van de kettingzaag kan
overbelasten. Bovendien verhoogt dit de kans op terugslag tijdens het zagen.
Normaal gezien moet de hoogteafstand 0,65 mm bedragen. Dit kan met een geschikt kaliber worden gecontroleerd.
Let evt. op de informatie van de zaagkettingfabrikant.
De dieptebegrenzer van de zaagketting kan met een geschikte vijl worden afgevijld. Let bij het afvijlen op dat de vorm
van de dieptebegrenzer opnieuw wordt hersteld.
8. Slijpschijf vervangen
Schakel de slijpmachine uit en koppel ze los van de netspanning. Haal de stekker uit de contactdoos.
Als de slijpmachine voorheen in gebruik was, wacht u tot het slijpwiel volledig tot stilstand is gekomen..
• Verwijder de drie schroeven van het deksel (5) en neem het deksel af.
A
• Draai de houder naar links tegen de richting van de wijzers van de klok tot hij wordt aangenomen. Let op de oriën-
tering.
• Haal de slijpschijf (B) eraf, deze is er slechts opgestoken.
• Vervang de slijpschijf door een identiek exemplaar die voorzien is voor zaagkettingslijpmachines.
Gebruik nooit ongeschikte slijpschijven!
• Steek de houderring (A) in de juiste richting op en draai deze naar rechts in de richting van de wijzers van de klok
vast.
• Plaats het bij het begin verwijderde deksel terug en maak dit met de 3 schroeven vast.
B
55