Voor de inbedrijfstelling dient de installatie:
- grondig te worden doorgespoeld, zodat er geen vreemde deeltjes of
verontreinigingen zijn die de pomp kunnen blokkeren;
- volledig met pompmedia (water of water-/glycolmengsel) te worden
gevuld;
- volledig te worden ontlucht.
- Om het ontluchten te versnellen heeft de pomp een ingebouwde
automatische ontluchtingsfunctie. Om de ontluchtingsfunctie te
activeren zie de aanwijzingen in hoofdstuk 2 op bladzijde 71.
- De ontluchtingsfunctie kan tijdens de werking op elk gewenst
moment geactiveerd worden als er vermoed wordt dat er lucht in de
installatie is.
- Indien nodig kan de ontluchtingsfunctie meerdere keren achter
elkaar geactiveerd worden.
- Hoorbare stromingsgeluiden wijzen erop dat er zich nog lucht in de
pomp bevindt.
7.3
Typische instelling
De betreffende waarden resulteren uit de hydraulische berekening van
de installatie. Als deze niet bekend zijn, kunnen de volgende
snelheidsinstellingen worden genomen:
Standaard eengezinswoning
2
(ca. 140 m
bij 50 W/m
ecocirc...-4
Als het temperatuurverschil tussen aanvoer en terugloop te groot is,
moet het vermogen verhoogd worden; als het temperatuurverschil
kleiner is dan verwacht, kan het vermogen nog meer verlaagd worden.
(Richtwaarden: vloerverwarming: 8-10 K; radiatoren: 15-20 K).
8.
Onderhoud/Demontage
Pompen zijn onderhevig aan slijtage. Als de pomp blokkeert (zie
hoofdstuk 9) of als er schuurgeluiden te horen zijn, moet de pomp
gecontroleerd en eventueel vervangen worden. Hiervoor:
2
= 7 kW)
2-3
- Alvorens met het demonteren van de pomp te
beginnen, de pomp altijd eerst van het elektrische net
afkoppelen.
- Toe- en afvoerleiding afsluiten. Als er geen
blokkeersystemen zijn moet de installatie zodanig
Appartementenblok
2
(ca. 420 m
ecocirc...-6
76
2
bij 50 W/m
= 21 kW)
2-3