Invacare Comet Serie Gebrauchsanweisung Seite 67

Statusaanduiding
A Snelheidsmeter
B Foutenaanduiding
C Bochtbedieningsmeter
D Onderhoudsmeter 1
E Hoofdlichtaanduiding
F Knipperlicht links
G Getoonde instellingen: ODO (SNELH), TRIP (AFST),
TEMP (TEMP), TIME (TIJD)
H Knipperlicht rechts
I Accustatus
J Lage-snelheidsmeter
1 Als dit symbool elke minuut begint te knipperen als u
de scooter aanzet, moet u contact opnemen met uw
leverancier.
Accumeter
Lampje voor bijna lege accu: telkens als de scooter
wordt aangezet of rijdt bij een accuvermogen van
minder dan 25%, zal het elektronische systeem drie
keer piepen.
Bescherming tegen overspanning: na een bepaalde
rijtijd op de accureserve schakelt het elektronische
systeem automatisch uit en staat de scooter stil. Als
u even stil blijft staan met uw scooter, zullen de
accu's "herstellen" en kunt u nog een klein stukje
doorrijden. Na een zeer korte rit zal het symbool
voor de accureserve echter opnieuw oplichten en zal
het elektronische systeem drie keer piepen. Deze
procedure leidt tot schade aan de accu en moet
indien mogelijk worden voorkomen!
Verminderde actieradius.
Laad de accu's aan het eind van
uw rit op.
Accucapaciteit: <25%
Wanneer u de scooter uitschakelt,
verschijnt de melding dat de accu's
moeten worden opgeladen.
Accureserve = zeer kleine
Accucapaciteit: <20% actieradius.
Laad de accu's onmiddellijk op!
>80% <80% <65%
1675762-A
Fig. 3-3
<50% <35% <25%
Melding voor opladen
Wanneer de accucapaciteit minder dan 25% is en de scooter
wordt uitgeschakeld, verschijnt gedurende enkele seconden
op de statusdisplay de melding dat de scooter moet worden
opgeladen.
4 Accessoires
4.1 Bekkengordels
Een bekkengordel is een optioneel product dat 'af-fabriek'
kan worden bevestigd aan het mobiliteitshulpmiddel of
achteraf kan worden aangebracht door uw gespecialiseerde
leverancier. Als uw mobiliteitshulpmiddel is voorzien van een
bekkengordel, zal uw gespecialiseerde leverancier u hebben
geïnformeerd over pasvorm en gebruik.
De bekkengordel wordt gebruikt om de gebruiker van het
mobiliteitshulpmiddel in een optimale zithouding te houden.
Correct gebruik van de gordel helpt de gebruiker stevig,
gemakkelijk en goed in het mobiliteitshulpmiddel te zitten,
vooral voor gebruikers met een verstoord evenwichtsgevoel
als ze zitten.
We raden het gebruik van de bekkengordel aan
zolang het mobiliteitshulpmiddel wordt gebruikt.
Typen lichaamsbanden
Het mobiliteitshulpmiddel kan 'af fabriek' worden uitgerust
met de hierna genoemde typen lichaamsbanden. Als het
mobiliteitshulpmiddel is uitgerust met een andere band dan
hieronder vermeld, dient u te controleren of u documentatie
van de fabrikant hebt gekregen over de bevestiging en het
gebruik van de band.
Band met metalen sluiting, aan één zijde verstelbaar
De band kan slechts aan één kant worden versteld, waardoor
de sluiting na het verstellen mogelijk niet midden op het
middel (over het bekkengebied) zit.
De bekkengordel passend maken
De gordel moet strak genoeg zitten om er zeker
van te zijn dat u prettig zit en uw lichaam de juiste
zithouding heeft.
1. Zorg dat u goed zit: rechtop, helemaal naar achteren in
de zitting, uw bekken recht en zo symmetrisch mogelijk,
niet naar voren gekanteld, of zijwaarts of aan een kant
van de zitting.
2. Plaats de bekkengordel zodanig dat uw heupbotten goed
<20%
boven de gordel te voelen zijn.
3. Pas de lengte van de bekkengordel aan met behulp van
een van de hierboven beschreven hulpmiddelen. De
gordel moet zo worden aangepast dat er een vlakke
hand tussen de gordel en uw lichaam past.
Fig. 3-4
67