Bediening
Vóór de ingebruikname
Apparaat monteren
OPMERKING
►
Plaats het toestel op een vlakke ondergrond .
Het snoer moet in het apparaat worden
geleid zoals weergegeven op afbeelding A
(detailaanzicht) . Leg het snoer met een lus in
het apparaat . Het snoer mag niet uit de behu-
izing van het apparaat steken . Het deksel van
de behuizing moet daarbij gemakkelijk op
het apparaat kunnen worden geplaatst .
Let erop dat het snoer niet wordt ingeklemd .
♦
Plaats het deksel op het apparaat en schroef
het vast met de meegeleverde montageschroe-
ven (zie afb . A) .
Standbeugel 6 monteren
♦
Bevestig de standbeugel 6 op het apparaat
(zie afb . B) .
Ingebruikname
♦
Schuif de lus van het verlengsnoer in de daar-
voor bestemde trekontlasting 2 in de hand-
greep 1 en fixeer de lus in de daarvoor be-
stemde uitsparing .
♦
Sluit het apparaat met een verlengsnoer aan
op een stopcontact (230 V wisselstroom) .
♦
Zet het apparaat aan door op de aan-/uit-
knop 4 te drukken .
Na ca . 1 min . is de maximale bedrijfstempera-
tuur bereikt (zie afb . C) .
♦
Voor het vernietigen van onkruid houdt u de
kegelkop 9 al naar gelang de plantensoort
ca . 5–10 sec . tegen de te behandelen plant .
Houd daarbij een afstand van ca . 3 cm aan .
Beweeg de opening van de kegelkop daarbij
langzaam en parallel aan de grond (zie afb . D,
detailaanzicht) .
♦
Bij hogere planten verwarmt u eerst kort het
bovenste deel van de plant en houdt u daarna
de kegelkop 9 ca . 5–10 sec . tegen de ver-
schrompelde plant (zie afb . D) .
PUV 2000 B1
OPMERKING
►
Verbranding van de planten is niet beslist
noodzakelijk . Bij het verhitten drogen de cellen
van de bladeren uit en sterft het onkruid af
(zie afb . F) .
►
De behandeling van overwoekerde gedeelten
moet aanvankelijk meermaals kortstondig
worden herhaald voor een blijvend resultaat .
Daarna voldoen behandelingen met langere
tussenpozen . De uitstromende warmte dringt
tot ver in het wortelstelsel door en doet de
celvloeistof van de plantencellen stollen .
Door deze uitzetting knappen de celwanden .
►
Het apparaat is uitermate geschikt om onkruid
te vernietigen .
►
Onkruidvernietiging is het effectiefst in een
vroeg stadium van de groei van de planten .
►
Het meest geschikte tijdstip is het voorjaar .
►
Hoe jonger de plant is, hoe intensiever de
behandeling moet zijn . Het resultaat van de
maatregelen is echter niet meteen zichtbaar .
Door een langere inwerktijd/behandeling
kan het zichtbare deel van de planten ook
worden weggebrand .
►
De planten reageren bij de aanbevolen in-
werkduur niet meteen op de warmtestraling .
In principe geldt:
Jonge planten met zachte bladeren reageren
het sterkst op een behandeling . Ze zijn daar-
na niet meer levensvatbaar .
►
Oudere planten met harde bladeren, zoals
distels, moeten vaker met tussenpozen van
ca . 1–2 weken worden behandeld om ze uit
te drogen .
Harde grassoorten zijn zeer sterk en moeten
langer worden behandeld .
►
Herhaald behandelen van bepaalde onkruid-
soorten kan noodzakelijk zijn .
NL │ BE
│
15
■