2.9
Werkplekken
●
De werkplek van de gebruiker bevindt zich vóór de bedieningsgreep.
●
De gebruiker moet zodanig staan dat hij de vacuümmanometer altijd in het oog kan houden.
2.10
Instructies voor de bediener van het hefapparaat
●
Als gebruiker moet u vóór inbedrijfstelling van het hefapparaat geïnstrueerd zijn. U moet de
bedieningshandleiding en met name het hoofdstuk "Veiligheid" hebben gelezen en begrepen.
!111
●
Zorg ervoor dat uitsluitend geautoriseerde personen met het apparaat werken.
U bent verantwoordelijk tegenover derden in het werkbereik van het apparaat.
2.11
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Draag bij de bediening van het apparaat altijd:
●
veiligheidsschoenen (met stalen neus),
●
stevige werkhandschoenen.
●
Oorbescherming
2.12
Gedrag ingeval van nood
Er is een noodgeval:
●
als de energie plotseling uitvalt (uitvallen van spanning c.q. perslucht) apparaat schakelt uit,
●
als de vacuümdruk daalt tot beneden -0,42 bar in het rode bereik van de manometer.
Zet de last zo mogelijk direct neer. Als dat niet meer mogelijk is, verwijdert u zich onmiddellijk uit de
Gevaar
gevarenzone. De last zal omlaagvallen!
2.13
Veiligheidsvoorzieningen controleren
Het hefapparaat beschikt over de
volgende veiligheidsvoorzieningen:
Veiligheidsvoorzieningen
controleren:
Manometer controleren:
Zuigslangen en
-klemmen controleren:
Vacuümreservoir controleren:
●
Manometer met rode aanduiding voor gevarenzone (optioneel)
●
Waarschuwingsvoorziening (akoestisch c.q. optioneel elektronisch)
bij onderbroken gebruik aan het begin van elke werkploeg of
●
bij doorlopend gebruik eens per week
●
Hefapparaat inschakelen.
●
Hefapparaat op een steenplaat of iets dergelijks zetten en steenplaat
aanzuigen.
Attentie: Steenplaat uitsluitend aanzuigen, niet optillen! De steenplaat kan bij de
controle losraken en omlaagvallen.
●
Als de onderdruk afgenomen is, maakt u een lek bij de afdichtlip van de
Attentie
zuigplaat.
De onderdruk bij de manometer neemt af. Als de wijzer de rode gevarenzone
bereikt (– 0,42 bar).
Controleer of alle zuigslangen en slangklemmen vastzitten, evtl. vastdraaien.
Controleer alle zuigslangen in het hoofdstuk „Onderhoud" onderdeel
„Dichtheidscontrole".
Hef manco's op voordat u het apparaat in gebruik neemt. Schakel het apparaat
uit en hef manco's op als tijdens het gebruik manco's optreden.
7 / 22