minal aangemaakt als de gebruiker eenmalig de Initial-PIN (IPIN) invoert. De gebruiker
kan zichzelf via een IPIN in de PinCodeTerminal aanmaken en een eigen PIN toekennen
(zie ook hoofdstuk „Trivial-PIN")
Voor de programmering gaat u als volgt te werk:
1.
Kies „0" (langer dan 3 sec.)
2.
Kies „01"
3.
Voer „IPIN" (21-cijferig*) in
4.
Voer „Nieuwe User-PINvariabel" in
5.
Herhaal „Nieuwe User-PINvariabel"
*Hier de laatste 21 posities van de IPIN uit de print gebruiken.
Voor de gebruiker betekent dit dat het volledig nummer (24-cijferig) wordt ingevoerd en
daarna twee keer de zelf gekozen User-PINvariabel.
De nieuwe User-PINvariabel moet over de juiste lengte volgens de voorwaarden, dan
wel de configuratie conform hoofdstuk 5.3 beschikken.
Er wordt gecontroleerd of het bij de User-PINvariabel om een Trivial-PIN gaat. Als dat
het geval is, wordt de User-PINvariabel door het systeem verworpen.
Voor informatie en constructie van de volledige User-PIN, zie hoofdstuk 7.1.1.
8.0
OPENING
8.1
KENNISMODUS
Om het bijbehorende sluitelement met behulp van de PinCodeTerminal te openen, gaat
u als volgt te werk:
De TID (5-cijferig) + geprogrammeerde PIN invoeren. Tussen het invoeren van de af-
zonderlijke nummers mogen maximaal 5 seconden verstrijken.
Bij correct invoeren en programmeren van de geïntegreerde transponder licht de LED
66