Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

AWELCO MIG ONE Bedienungsanleitung Seite 22

Part 2
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 8
type FLUX.
4.3. DE DRAAD MONTEREN
Knip de eerste 10 cm van de draad recht af en zorg ervoor
dat dit draaduiteinde geen onzuiverheden, krommingen of
uitsteeksels heeft. Doe het wieltje dat aan de bewegende
arm zit omhoog door de desbetreffende schroef los te
draaien. Steek de draad in de kunststofgeleider en in de
draadgleuf in het rolletje, en dan weer in de geleider (liner).
De draad moet op een natuurlijke wijze hangen en mag niet
gespannen zijn. Laat de arm zakken en stel de druk af met
de regelschroef. De correcte druk is een druk waarmee de
draad op een regelmatige manier beweegt en waarbij
tegelijkertijd, als de draad blijft haperen, het aandrijfwiel
draait zonder dat de draad in de war raakt. Ook de wrijving
van de haspel kan worden bijgesteld. Als de haspel
doldraait, verhoog dan de wrijving zodat de spoel altijd
gespannen is. Als de wrijving te groot is en het aandrijfwiel
vast draait, dient de wrijving te worden verminderd totdat de
draad vlot van de spoel rolt.
4.4. DE VLAMSTRAAL AANSLUITEN
De glasblazerslamp reeds gemonteerd en aangesloten en
dus klaar voor gebruik. Een eventuele vervanging dient
uiterst zorgvuldig te worden gedaan, liefst door een ervaren
technicus. Om het gasgeleiderspunt te vervangen, dient
deze slechts te worden losgeschroefd of naar buiten te
worden getrokken. Het gasgeleiderspunt dient te worden
verwijderd telkens als de draadmond wordt vervangen. De
afmetingen van deze draadmond dient te passen bij de
draad waarmee men last. Houd het gasgeleiderspunt steeds
schoon.
5. GIDS VOOR HET LASSEN
5.1. ALGEMEEN VOORSCHRIFT
Bij een minimumafstelling hoort een kleine booglengte. Die
verkrijgt men door de glasblazerslamp zo dicht mogelijk bij
het te lassen werkstuk te houden, in een hoek van circa 60
graden. De boog kan langer worden gemaakt naargelang
meer stroom wordt toegevoerd, tot een maximum booglengte
van circa 20mm.
5.2. RAADGEVINGEN VAN ALGEMENE AARD
Af en toe kan het lassen kleine defecten vertonen. Deze
defecten kunnen snel worden verholpen als men rekening
houdt met de volgende raadgevingen:
- Poreusheid
Kleine gaatjes in de las, die lijken op de gaatjes in
chocolade bijvoorbeeld, kunnen worden veroorzaakt
door
de
gastoevoer
onzuiverheden. Meestal wordt dan de las verwijderd om
opnieuw te beginnen. Voordat men opnieuw begint,
dient men echter de gastoevoer te controleren (circa 8
liter/ minuut), het te lassen oppervlak zeer goed te
reinigen en de glasblazerslamp correct te buigen tijdens
het lassen.
- Spatten
Dit zijn kleine druppels gesmolten metaal die uit de
lastoorts komen. Kleine hoeveelheden spatten zijn
onvermijdelijk, maar de spatten kunnen tot een
minimum worden herleid door de stroomsterkte en de
gastoevoer goed af te stellen en de glasblazerslamp
altijd schoon te houden.
- Een te smalle en te bolle lasnaad
Dit wordt veroorzaakt door een te snelle beweging van
de glasblazerslamp of door een niet goed afgestelde
gastoevoer.
-Een te brede en te dikke lasnaad
Dit kan worden veroorzaakt door een te traag
bewegende glasblazerslamp.
-De achterkant van de draad is verbrand
Dit kan worden veroorzaakt door een draad die te
langzaam wordt aangevoerd; door een te losse of
versleten "liner"punt; de slechte kwaliteit van de draad,
een te kleine opening van de gasgeleiderspuitmond of
of
zelfs
door
minuscule
een te hoge stroomsterkte.
-Te weinig penetratievermogen
Dit kan liggen aan een te snelle beweging van de
glasblazerslamp, aan een te lage stroomsterkte, een
niet correcte draadtoevoer, verwisselde polen, ongelijke
en onvoldoende afstand tussen de twee aan elkaar te
lassen werkstukranden. Verbeter de lasparameters en
de voorbereiding van de te lassen werkstukken.
-Doorgebrand werkstuk
Dit kan afhangen van een te langzame beweging van
de glasblazerslamp, te hoge stroomsterkte of een niet
correcte draadaanvoer.
-Te veel spatten en poreusheid.
Dit kan liggen aan een te grote afstand tussen de
gasgeleiderspuitmond en het werkstuk; vuil op het
werkstuk; te weinig gastoevoer of te lage stroomsterkte.
De parameters dienen te worden gecontroleerd met het
oog op het feit dat de gastoevoer niet minder mag
bedragen dan 7-8 liter/min. en dat de lasstroomsterkte
aangepast dient te zijn aan de diameter van de draad
die men gebruikt. Het verdient aanbeveling een
drukreduceerventiel op de in- en de uitgang van het
gastoevoersysteem aan te brengen. Op de manometer
op de uitgang kan men ook het toevoervermogen
uitgedrukt in liters aflezen.
-Instabiele lasboog
Dit kan worden veroorzaakt door een onvoldoende
lasspanning;
een
onvoldoende beschermgas.
DE BETEKENIS VAN OPSCHRIFTEN EN SYMBOLEN
1 ~
3 ~
U
... (V)
0
EN 60974-1
U
... (V/Hz)
1
I
... (A)
2
I
(A)
1 max
I
... (A)
1 eff
X
IP21
H
onregelmatige
draadaanvoer,
Eenfase wisselspanning
Driefasen wisselspanning
Maximum spanning leeg
Transformator-gelijkrichter
Standaardmaat van refereren
Constant kenmerk
MIG-MAG lassen
Wisselspanning
voedingsfrequentie
van
lasmachine
Conventionele lasstroom
Maximum
verbruiksstroom
van de lijn
Effectieve huidige geleverd
Verhouding intermittentie
Dit
symbool
betekent
beschermingsklassevan
lasapparatuur.
Klasse
isolering
transformator.
Lasmachine
geschikt
gebruik in een ruimte met
vermeerderd
risico
elektroshocks.
Symbol
odniesienia
instrukcji bezpieczeństwa
en
de
de
de
voor
voor
do

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis