Mogelijke Oorzaak - Jacobsen HR 5111 Turf Mower Sicherheits Und Bedienungs Anleitung

PROBLEEMOPLOSSING
6 PROBLEEMOPLOSSING
6.0 PROBLEEMOPLOSSING _____________________________________________________
Alvorens bijstellingen of onderhoud uit te voeren moet de volledige bijstellings- en/of onderhoudssectie aandachtig
worden doorgelezen voor de juiste procedures en waarschuwingen.
Symptomen
Motor start niet.
Motor start moeilijk, loopt onregelmatig,
slaat af, verliest vermogen of stopt.
Oververhitting van de motor.
Accu laadt niet op.
Meters/verklikkerlampjes werken niet.
Tractor reageert niet op tractiepedaal-
bediening.
Maaiers maaien niet of ongelijkmatig.
Maaiers worden niet ingeschakeld na
neerlating of niet uitgeschakeld na
heffing.
NL-12

Mogelijke oorzaak

Lege brandstoftank of vervuilde
brandstof.
Accu, stroomverbrekers.
Bestuurder backup systeem.
Elektrisch systeem.
Motor - gloeibougies.
Brandstoflek, vervuilde of verkeerde
brandstof.
Brandstoffilter.
Losse bedrading.
Luchtinlaat, luchtfilter verstopt.
Losse waterpompriem.
Motor overbelast.
Luchtinlaat verstopt.
Laag koelmiddelniveau.
Losse waterpompriem.
Motor overbelast.
Losse, gecorrodeerde accuklemmen. Zie sectie 7.2.
Laag elektrolytniveau.
Wisselstroomdynamo laadt niet op.
Stroomverbrekers en lampen.
Losse bedrading.
Parkeerrem.
Sleepklep.
Laag hydrauliekoliepeil.
Verkeerd afgesteld.
Hendels niet volledig opgetrokken of
neergedrukt.
Laag motortoerental.
Laag hydrauliekoliepeil
TEXTRON TURF CARE AND SPECIALTY PRODUCTS
Oplossing
Bijvullen of aftappen en opnieuw vullen
met verse brandstof.
Zie sectie 7.7.
Zie secties 7.2 en 7.5.
Besturingen niet goed afgesteld.
Zie bedieningshandleiding.
Zie sectie 7.5.
Zie motorhandleiding.
Opnieuw vullen met schone brandstof
van de juiste kwaliteit.
Zie sectie 7.7.
Filter vervangen. Zie sectie 7.8.
Zie sectie 7.8.
Luchtinlaat, luchtfilter reinigen.
Zie sectie 7.5.
Zie sectie 9.2.
Voorwaartse snelheid verminderen.
Luchtinlaat, luchtfilter reinigen.
Zie sectie 7.1
Controleer radiateur. Zie sectie 7.16.
Zie sectie 9.2.
Voorwaartse snelheid verminderen.
Zie sectie 7.3.
Ventilatorriem ontspannen.
Zie sectie 9.2.
Contactverbrekers terugstellen, lampen
vervangen.
Zie sectie 7.5.
Rem loszetten. Zie sectie 9.3.
Controleer klepstand.
Zie sectie 7.20.
Controleer oliepeil. Zie sectie 7.11.
Zie sectie 10.1.
Hendels in neutraalstand.
Zet gashendel op "SNELLE" stand.
Controleer hydrauliekoliepeil.
Zie sectie 7.11.