Herunterladen Diese Seite drucken

Iskra NPL 20 Kurzanleitung Seite 16

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 5
kurzanleitung_innenteil.fm Seite 2 Dienstag, 27. November 2007 9:05 09
NPL 20, NPL 30
Gebruikershandboek: Functies
Evaluatie van referentiemerken
Met de functie van de NPL 20/30 voor evaluatie van de
referentiemerken wordt automatisch de relatie
hersteld tussen de assledeposities en de
weergegeven waarden die u het laatst hebt
gedefinieerd door het instellen van het nulpunt.
Als de as-encoder referentiemerken heeft, knippert de
REF-indicatie. Nadat de referentiemerktekens zijn
gepasseerd, stopt het knipperen van de indicator en
verandert de weergave in de niet-knipperende
indicatie REF.
Werken zonder evaluatie van referentiemerken
U kunt de NPL 20/30 ook gebruiken zonder de
referentiemerken te passeren. Druk op de softkey
GEEN REF om de procedure voor evaluatie van
referentiemerken te verlaten en door te gaan.
U kunt ook later nog referentiemerken passeren,
wanneer nulpunten moeten worden vastgelegd die
later na een stroomonderbreking kunnen worden
hersteld. Druk op de softkey VRIJGAVE REF om de
procedure voor evaluatie van referentiemerken te
activeren.
Indien een encoder zonder referentiemerken
wordt ingesteld, wordt de REF-indicatie niet
weergegeven. Ingestelde nulpunten van een
as gaan verloren zodra de stroom wordt
uitgeschakeld.
Functie VRIJGAVE/UITSCHAKELEN REF
Met de schakelsoftkey VRIJGAVE/UITSCHAKELEN, die
beschikbaar is tijdens de referentiemerk-
evaluatieprocedure, kan de operator een specifiek
referentiemerk op een encoder selecteren. Dit is
belangrijk bij gebruik van encoders met vaste
referentiemerken. Wanneer op de softkey
UITSCHAKELEN REF wordt gedrukt, wordt de
evaluatieprocedure onderbroken. Alle
referentiemerken die zijn gepasseerd tijdens
verplaatsing van de encoder, worden genegeerd.
Wanneer vervolgens op de softkey VRIJGAVE REF
wordt gedrukt, wordt de evaluatieprocedure weer
geactiveerd en wordt het volgende gepasseerde
referentiemerk geselecteerd.
Zodra de referentiemerken voor alle gewenste assen
zijn vastgesteld, drukt u op de softkey GEEN REF om de
procedure te beëindigen. U hoeft niet de
referentiemerken van alle encoders te passeren, maar
alleen de merken die u nodig hebt. Indien alle
referentiemerken zijn gevonden, keert de NPL 20/30
automatisch terug naar het scherm Digitale
uitlezingen.
Als u de referentiemerken niet passeert,
slaat de NPL 20/30 de nulpunten niet op. Dit
betekent dat de relatie tussen de
assledeposities en de weergegeven
waarden na een stroomonderbreking
(uitschakeling) niet kan worden hersteld.
Help-scherm
De geïntegreerde bedieningsinstructies kunnen altijd
worden geraadpleegd voor informatie en hulp.
Oproepen van de bedieningsinstructies:
Druk op de softkey HELP.
Er wordt informatie over de huidige bewerking
weergegeven.
Gebruik de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG als de
informatie is verspreid over meer dan één
schermpagina.
Informatie over een ander onderwerp bekijken:
Druk op de softkey Lijst van onderwerpen.
Druk op de pijltoetsen OMHOOG/OMLAAG om binnen de
index te navigeren.
Druk op de toets ENTER om het gewenste item te
selecteren.
Bedieningsinstructies verlaten:
Druk op de C-toets.
Lijst van onderwerpen in de HELP-modus
Nulpunten
De werkstuktekening geeft een bepaald punt op het
werkstuk (meestal een hoek) aan als het absolute
nulpunt en eventueel een of meer andere punten als
relatieve nulpunten.
De procedure voor het bepalen van het nulpunt legt
deze punten vast als de oorsprong van de absolute of
relatieve coördinatenstelsels. Het werkstuk, dat is
uitgelijnd ten opzichte van de machine-assen, wordt
verplaatst naar een bepaalde positie ten opzichte van
het gereedschap en de in het display getoonde
waarde wordt op nul gezet, of eventueel op een
bepaalde andere relevante waarde (bijv. om de
gereedschapsradius te compenseren).
Nulpunttoets
Nulpunten kunnen het gemakkelijkst worden
ingesteld met de tastfunctie van de NPL 20/30,
wanneer u het werkstuk met een gereedschapskant
tast.
U kunt natuurlijk ook op de conventionele manier
nulpunten instellen, door de kanten van het werkstuk
één voor één aan te raken met een gereedschap en de
gereedschapsposities handmatig als nulpunten in te
voeren. In de nulpunttabel kunnen maximaal 10
nulpunten worden opgenomen. U hoeft dan meestal
de asverplaatsing niet te berekenen wanneer u werkt
met ingewikkelde werkstuktekeningen met meerdere
nulpunten.
Gereedschapstoets
Met deze toets wordt de gereedschapstabel geopend
en hebt u toegang tot het invoerscherm
GEREEDSCHAP om gereedschapsparameters in te
voeren. De NPL 20/30 kan in de gereedschapstabel
maximaal 16 gereedschappen opslaan.
Gereedschapstabel voor het frezen
Grafische positioneerhulp
Wanneer u verplaatst totdat de nulwaarde (in de
modus Incrementeel) wordt weergegeven, toont de
NPL 20/30 een grafische positioneerhulp.
De NPL 20/30 toont de grafische positioneerhulp in
een smal kader onder de huidige actieve as. Twee
driehoekige merktekens in het midden van het kader
geven de nominale positie aan die u wilt bereiken.
Een vierkantje is het symbool voor de asslede. Er
verschijnt een pijl in het vierkantje om de richting aan
te duiden waarin de as zich verplaatst. Let erop dat het
vierkantje zich pas begint verplaatsen als de asslede
zich in de buurt van de nominale positie bevindt.
Werkstanden
De NPL 20/30 heeft twee werkstanden: Restweg
(INCREMENTEEL) enFeitelijke waarde (ABSOLUUT). Met
de functie Restweg (die in dit handboek als
incrementeel wordt aangeduid) kunt u nominale
posities benaderen door te verplaatsen totdat de
nulwaarde wordt weergegeven. Wanneer u in de
werkstand Incrementeel werkt, kunt u nominale
coördinaten als incrementele of absolute maten
invoeren. Met de functie Feitelijke waarde (die in dit
handboek als absoluut wordt aangeduid) wordt altijd
de huidige actuele positie van het gereedschap ten
opzichte van het actieve nulpunt. weergegeven. In
deze werkstand worden alle bewegingen uitgevoerd
door verplaatsing totdat de weergegeven waarde
overeenkomt met de gewenste nominale positie.
In de werkstand Absoluut, als de NPL 20/30 is
geconfigureerd voor een freesbewerking, zijn alleen
de lengtecorrecties van het gereedschap actief. Zowel
de radius- als de lengtecorrecties worden in de
werkstand Restweg gebruikt om de "restweg" te
berekenen die nodig is om de gewenste nominale
positie ten opzichte van de kant van het
snijgereedschap te bereiken. Als de NPL 20/30 is
geconfigureerd voor een draaibank, worden alle
gereedschapscorrecties zowel in de werkstand
Incrementeel als Absoluut toegepast.
Druk op de toets INCREMENTEEL/ABSOLUUT om tussen
deze twee werkstanden te schakelen.
In de draaibewerking kan de positie van de Z-assen in
een systeem met drie assen snel worden gekoppeld.
Nominale positie S, actuele positie I en restweg R
Gatencirkels en gatenreeksen
(frezen)
Druk op de toetsen GATENCIRKEL of GATENREEKS om de
gewenste functie te selecteren en de benodigde
gegevens in te voeren. Deze gegevens kunt u meestal
vinden in de werkstuktekening (bijv. gatdiepte, aantal
gaten, etc.). Bij gatenpatronen berekent de NPL 20/30
dan de posities van alle gaten. Het patroon wordt
grafisch op het scherm weergegeven. Met Grafische
weergave bekijken kunt u het gatenpatroon
controleren, voordat u met de bewerking begint. Dit is
ook handig voor het direct selecteren van gaten, het
afzonderlijk boren van gaten en het overslaan van
gaten.
Softkey R
(radius/diameter)
X
Op tekeningen voor draaidelen staan doorgaans de
diametermaten aangeven. De NPL 20/30 kan de
radius of diameter voor u weergeven. Wanneer de
diameter wordt weergegeven, verschijnt het
diametersymbool (¬) naast de positiewaarde.
Voorbeeld: radiusweergave, positie 1 X = 20 mm
Diameterweergave, positie 1 X = ¬ 40 mm
Druk op de softkey R
om tussen de radiusweergave
X
en de diameterweergave te schakelen.

Werbung

loading

Diese Anleitung auch für:

Npl 30