d) Telescoopantenne op de afstandsbediening monteren
Steek de telescoopantenne van boven af in de opening op de zender, en draai ze vast. Gebruik bij het vastschroeven
van de antenne geen geweld, gebruik geen gereedschap!
e) Accu's/batterijen in de zender plaatsen
Schuif de afdekking van het batterijvak aan de onderzijde van de zender af en plaats 8 batterijen in de zender (resp.
8 volledig geladen accu's). Let hierbij op de juiste polariteit (plus/+ en min/-). Het batterijvak weer sluiten.
f) Zender inschakelen
Trek de telescoopantenne volledig uit, als dat nog niet gebeurde.
Voor het accupack in het voertuig met de rijdregelaar mag worden verbonden, moet de zender worden ingeschakeld.
Zet de aan/uit-schakelaar van de zender in de stand "I" (= aan). De rode LED "BATT" gaat branden.
Als de LED knippert, zijn de batterijen resp. accu's in de zender bijna leeg, en moeten ze zo snel mogelijk
door nieuwe worden vervangen.
g) Aansluiten van het accupack op de rijdregelaar
Voor u het accupack op de rijdregelaar aansluit, neemt u de zender van de afstandsbediening in gebruik (zie hoofdstuk
9. d), e) en 9. f).
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en zodoende ook het voertuig begint te rijden (bijv. als de
trimming voor de aandrijving versteld is), moet u het modelvoertuig op een geschikt stuk karton of een startbox plaatsen,
zodat de wielen bij een storing vrij kunnen draaien.
Sluit nu pas het accupack aan op de rijdregelaar.
Let op de juiste aansluiting - de rode kabel is de plus/+, de zwarte de min/-.
h) Rijdregelaar inschakelen
Laat de gashefboom op de zender los, hij moet in de neu-
trale stand staan!
Schuif de schakelaar (zie pijl afbeelding rechts) van de
rijdregelaar in de stand "ON" (= aan). De LED van de
snelheidsregelaar knippert kort en licht daarna blijvend op.
De neutraalstand is opgeslagen.
Controleer nu de aandrijf- en stuurfuncties van het voertuig.
71