Stihl MS 260 Gebrauchsanleitung Seite 142

Nederlands
Kettingsteek Dieptebegrenzer
Afstand (a)
Inch (mm) mm
1
/4 (6,35) 0,65
3
/8-PM,
PMMC3 (9,32) 0,65
0.325 (8,25) 0,65
3
/8 (9,32) 0,65
0.404 (10,26) 0,80
Dieptebegrenzer afvijlen
De dieptebegrenzerafstand wordt
kleiner als de zaagtanden worden
geslepen.
De dieptebegrenzerafstand telkens
N
na het vijlen controleren
1
Het bij de kettingsteek passende
N
vijlkaliber (1) op de zaagketting
plaatsen – als de dieptebegrenzer
boven het vijlkaliber uitsteekt moet
de dieptebegrenzer worden
nabewerkt
140
(inch)
(0.026)
(0.026)
(0.026)
(0.026)
De dieptebegrenzer nabewerken tot
N
(0.031)
deze gelijkligt met het vijlkaliber
Aansluitend hierop evenwijdig aan
N
de servicemarkering (zie pijl) het
dak van de dieptebegrenzer schuin
afvijlen – hierbij het hoogste punt
van de dieptebegrenzer niet verder
terugzetten
Te lage dieptebegrenzers verhogen de
neiging tot terugslag van de motorzaag.
Het vijlkaliber op de zaagketting
N
plaatsen – het hoogste punt van de
dieptebegrenzer moet gelijkliggen
met het vijlkaliber
RSC3, RMC3, PMC3, PMMC3
Het bovenste deel van de knobbel-
aandrijfschakel (met servicemarkering)
wordt gelijktijdig met de dieptebegrenzer
van de zaagtand bewerkt.
Het overige deel van de 3-
knobbelverbindingsschakel, resp. van
de knobbel-aandrijfschakel mag niet
worden bewerkt, omdat anders de
neiging tot terugslag van de motorzaag
wordt verhoogd.
Na het slijpen de zaagketting
N
grondig reinigen, aanhechtende
vijlspanen of slijpsel verwijderen –
de zaagketting intensief smeren
Bij langere werkonderbrekingen de
N
zaagketting reinigen en ingeolied
bewaren
MS 260, MS 260 C