Montage Einer Flachanlage; Montage Van Een Vlak Scherm - weinor WGM 2020 Design Montageanleitung

WGM 2030/2020 Design
min. 270
max. 350
max. 2000
Pict 5.1
Pict 5.4
5.

Montage einer Flachanlage

Vor Beginn der Montage ist zu prüfen,
• ob die gelieferten Montagekonsolen in Art und Anzahl
mit der Bestellung übereinstimmen,
• ob die bei der Bestellung gemachten Angaben über
den Befestigungsuntergrund mit dem tatsächlich vor-
gefundenem Befestigungsuntergrund übereinstimmen.
Sollten hierbei Abweichungen festgestellt werden, welche die
Sicherheit beeinträchtigen, so darf die Montage nicht durchge-
führt werden.
5.1 Montage der Stützfüße, der Profile und der
Kastenbefestigung
Der Abstand der Befestigungspunkte darf 2000 mm nicht
überschreiten (Pict 5.1 und 5.2).
Es wird zwischen 3 Befestigungsarten unterschieden
(Pict 5.3 und 5.4)
• Variante 1 (V1): Kasten freitragend (Pict 5.3),
• Variante 2 (V2): Kastenbefestigung auf der Unterkonstruktion
(Pict 5.4),
• Variante 3 (V3): Kastenbefestigung an der Wand (Pict 5.4).
Variante 1 (Pict 5.3)
• Befestigungsschlitten mit Stützfuß in die Nut des Transport-
profils schieben (Pict 5.5).
• Stützfüße auf das Transportprofil verteilen (Abstandsmaße
beachten (Pict 5.1 und 5.2) und verschrauben.
min. 80
max. 800
44
V3
V2
Montageanleitung
Montagehandleiding
min. 270
max. 2100
Pict 5.2
Pict 5.5
5.

Montage van een vlak scherm

Voor het begin van de montage controleren,
• of de juiste soort en het juiste aantal consoles volgens
de bestelling geleverd is,
• of de bij de bestelling verstrekte gegevens m. b. t. de
bevestigingsondergrond met de werkelijk aangetroffen
bevestigingsondergrond overeenkomen.
Mochten hierbij afwijkingen geconstateerd zijn, die de veiligheid
nadelig kunnen beïnvloeden, dan mag de montage niet uitgevoerd
worden.
5.1 Montage van de montagesteunen, de profielen en de
bevestiging van de kast
De afstand tussen de bevestigingspunten mag niet groter
zijn dan 2000 mm (Pict 5.1 en 5.2).
Er zijn drie verschillende bevestigingsvarianten (Pict 5.3 en 5.4)
• Variant 1 (V1): kast vrijdragend (Pict 5.3),
• Variant 2 (V2): kastbevestiging op de onderconstructie (Pict 5.4),
• Variant 3 (V3): kastbevestiging tegen de muur (Pict 5.4).
Variant 1 (Pict 5.3)
• Bevestigingsslede met montagesteun in de gleuf van het trans-
portprofiel schuiven (Pict 5.5).
• Montagesteunen over het transportprofiel verdelen (rekening
houden met de afstanden (Pict 5.1 en 5.2)) en vastschroeven.
16
ca. 20
V1
Pict 5.3