Besondere Montagefälle; Montage In Einer Nische; Montage In Einer Laibung; Speciale Montage-Gevallen - weinor WGM 2020 Design Montageanleitung

WGM 2030/2020 Design
max. 300
ca. 20
V1
Pict 8.1
8. Besondere Montagefälle
Da Wintergartenmarkisen an unterschiedlichsten Stellen montiert
werden, möchten wir Ihnen noch einige typische Montagesituatio-
nen beschreiben. Leider können wir auch damit nicht für jede
Situation die beste Montage beschreiben. Überlegen Sie sich bitte
vor Beginn der Montage, welches die beste Montagereihenfolge
für Ihre Montagesituation ist. Sie ersparen sich so Ärger und Mehr-
aufwand. Wenn Sie dennoch mal nicht weiter wissen können Sie
über unsere Hotline mit einen Ansprechpartner verbunden werden.
Hotline Tel.: 02 21/5 97 09-211
8.1

Montage in einer Nische

Eine Nischenmontage sehen Sie im Pict 8.1. Nachfolgendes gibt es
dabei zu beachten:
• Überprüfen Sie als erstes, ob der vorhandene Platz die Montage
zulässt, den Mindestplatzbedarf für eine Nischenmontage können
sie Pict 8.1 entnehmen.
• Die Anlage wird vor der Nische aufgebaut und nachher in die
Nische geschoben, entsprechend sind die Stützfüße an der
Unterkonstruktion zu befestigen.
• Die Montagevarianten V 2 und V 3 sind nur bei entsprechender
Nischenhöhe möglich; Montageabstand + ca. 250 mm.
8.2

Montage in einer Laibung

Eine Laibungsmontage einer einteiligen Anlage sehen Sie im Pict 8.2.
Nachfolgendes gibt es dabei zu beachten:
• Überprüfen Sie als erstes, ob der vorhandene Platz die Montage
zulässt, den Mindestplatzbedarf für eine Laibungsmontage kön-
nen sie Pict 8.2 entnehmen.
• Die Anlage wird entsprechend den Abs. 5., 6. oder 7. aufgebaut.
• Bei Mehrfeldanlagen ist der seitliche Platzbedarf für die Kopp-
lung der Anlagenteile zu beachten.
• Müssen die Kästen der Anlagenteile in der Laibung gekoppelt
werden, muss für das Aufstecken des letzten Anlagenteils ca.
10 cm Platz sein (Abs. 7.).
• Können die Kästen der Anlagenteile vor der Laibung gekoppelt
werden, ist der Platzbedarf nicht größer als bei Einfeldanlagen.
Montageanleitung
Montagehandleiding
Laibungsbreite
breedte tussen de kozijnen
Anlagenbreite = Laibungsbreite – 20 mm
breedte van het scherm = breedte tussen de kozijnen – 20 mm
mind. 10 mind. 10
Pict 8.2
8. Speciale montagegevallen
Daar zonwering voor serres op de meest verschillende plaatsen
gemonteerd wordt, geven wij hierbij nog enkele typische montage-
situaties. Helaas kunnen wij niet voor elke situatie de beste montage
beschrijven. Gaat u voor het begin van de montage eens na, wat
de beste volgorde voor de montage voor uw specifieke situatie is.
U bespaart zich op deze manier veel ergernis en tijd. Mocht u er
desondanks zelf niet uitkomen, dan kunt u altijd via onze hotline
met een van onze medewerkers contact opnemen.
Hotline tel. 00 49 (0) 2 21/5 97 09-211
8.1

Montage in een nis

De montage in een nis is weergegeven op Pict 8.1. U dient daarbij
op het volgende te letten:
• Eerst controleren of er voldoende plaats voor de montage is.
De min. ruimte voor montage in een nis ziet u op Pict 8.1.
• Het zonnescherm wordt voor de nis opgebouwd en daarna in
de nis geschoven en daarna worden de montagesteunen aan de
onderconstructie bevestigd.
• De montagevarianten V 2 en V 3 zijn alleen bij voldoende
nishoogte mogelijk. Montageafstand + ca 250 mm.
8.2

Montage tussen kozijnen

De montage tussen kozijnen van een ééndelig scherm is bij Pict 8.2
weergegeven. U dient daarbij op het volgende te letten:
• Eerst controleren of er voldoende plaats voor de montage is.
De min. ruimte voor montage binnen kozijnen kunt u op
Pict 8.2 zien.
• Het scherm wordt overeenkomstig punt 5., 6. of 7. opgebouwd.
• Bij meerdelige schermen dient ook rekening te worden gehouden
met de benodigde ruimte voor de koppeling van de schermen.
• Als de kasten van de schermen in de ruimte tussen de kozijnen
gekoppeld worden, moet er voor het aanbrengen van het laatste
scherm ca 10 cm plaats zijn (punt 7.).
• Als de kasten van de schermen voor de ruimte tussen de kozijnen
gekoppeld worden, dan is de benodigde ruimte niet groter dan
bij ééndelige schermen.
26