Werbung
- zu hohe Luftfeuchtigkeit (> 90 % rel. Luftfeuchtigkeit)
- Nässe
- Staub und brennbare Gase, Dämpfe oder Lösungsmittel
- zu hohe Umgebungstemperaturen (> 40 °C)
- zu niedrige Umgebungstemperaturen (< 0 °C)
Die Eingänge und die entsprechenden Kanalregler sind durch
Bezeichnung einander zugeordnet, z.B. LINE Eingang 1 ist den
Kanalreglern CH1 zugeordnet. Beachten Sie bei den Einstellarbei-
ten, daß jeweils der richtige Kanal bearbeitet wird.
• Überprüfen Sie nochmals alle Anschlüsse auf Richtigkeit.
• Drehen Sie die GAIN Regler (2), die Kanal-Fader (11) und den Kopfhörer- Pegelreg-
ler (28) des Mischpults auf Stellung „0".
• Schieben Sie die MASTER-Fader (24) und (25), die SUB1 (21) und SUB2 (22) und
den MONITOR-Fader (20) in Stellung „0".
• Schalten Sie die Signalquellen, wie Plattenspieler, CD-Player, Kassettendeck, etc.
ein.
• Schalten Sie das Mischpult mit dem Ein-/Ausschalter (46) ein, die Beleuchtung der
Aussteuerungsanzeige leuchtet.
• Drehen Sie die Lautstärkeregler der angeschlossenen Verstärker ganz zurück.
• Schalten Sie die Verstärker ein.
• Wählen Sie am Verstärker den Eingang an dem das Mischpult angeschlossen ist
(z.B. AUX).
• Benutzen Sie ein Musikstück aus Ihrem normalen Programm, stellen Sie einen übli-
chen Pegel an Ihrer Signalquelle ein. Achten Sie darauf, daß kein Gerät der Anlage
übersteuert wird.
• Stellen Sie die Pegel am Mischpult ein, stellen Sie zuerst die Eingangspegel über die
GAIN Regler , dann die Ausgangspegel über die Kanalfader (11) ein. Achten Sie auf
die PEAK Anzeigen (10) (18) (26) diese dürfen auch bei großen Musikimpulsen (z.B.
Trommelschlag) immer nur kurz aufleuchten.
• Stellen Sie den Pegel am angeschlossenen Endverstärker ein. Drehen Sie die Lauts-
tärkeregler der angeschlossenen Verstärker auf ca. 50% - 75% auf.
• Mit den MASTER, SUB1, SUB2, MONITOR Fader können Sie den Ausgangspegel
des jeweiligen Ausgangs des Mischpultes bestimmen.
• Achten Sie darauf, daß die angeschlossenen Lautsprecher und die Verstärker nicht
überlastet werden. Die Wiedergabe darf keinesfalls verzerrt sein.
Sollten verzerrte Musiksignale zu hören sein, obwohl keine zu hohe
Lautstärke am Verstärker gewählt wurde und das Mischpult richtig
eingestellt wurde, so ist das Mischpult sofort auszuschalten und der
Anschluß zu überprüfen. Liegt kein Fehler am Anschluß vor wenden
Sie sich bitte an eine Fachkraft.
• Sie können nun die einzelnen Funktionen des Mischpults ausprobieren.
• Zum Ausschalten des Mischpults drehen Sie zuerst die Lautstärke an den Verstär-
kern auf Minimum zurück.
22
Aansluitingen en bedieningselementen
(zie uitklappagina)
(1) LINE / MIC omschakelaar
De schakelaar kiest tussen de LINE en de microfoon (MIC) ingang.
LINE-ingang kiezen = schakelaar niet indrukken
Microfoon-ingang kiezen = schakelaar indrukken
(2) GAIN instelregelaar
Met de GAIN regelaar wordt de ingangsgevoeligheid van het kanaal ingesteld. Met
deze regelaar kunt u het niveau van de afzonderlijke signaalbronnen op elkaar afstem-
men, voordat ze worden gemengd.
Regelaar in de stand „0" = ingangsgevoeligheid is op het minimum
Regelaar in de stand „10" = ingangsgevoeligheid is op het maximum
(3) Instelregelaar hoge tonen (TREBLE)
De regelaar dient voor het verhogen resp. verlagen (+/-10dB) van de hoge tonen van
het desbetreffende kanaalsignaal.
In de middenpositie van de regelaar (lichte arrêteerstand merkbaar) wordt het signaal
niet beïnvloed.
(4) Instelregelaar middentonen (MID)
De regelaar dient voor het verhogen resp. verlagen (+/-10dB) van de middentonen van
het desbetreffende kanaalsignaal.
In de middenpositie van de regelaar (lichte arrêteerstand merkbaar) wordt het signaal
niet beïnvloed.
(5) Instelregelaar lage tonen (BASS)
De regelaar dient voor het verhogen resp. verlagen (+/-10dB) van de lage tonen van
het desbetreffende kanaalsignaal.
In de middenpositie van de regelaar (lichte arrêteerstand merkbaar) wordt het signaal
niet beïnvloed.
(6) Monitor instelregelaar
De monitorregelaar stelt het niveau van het kanaalsignaal in de monitor-subgroep in.
Met deze regelaar kunt u het monitorsignaal instellen onafhankelijk van de instellingen
van het PANPOT (8) en de kanaalniveauregelaar (11).
(7) EFF regelaar
De effectregelaar stelt het niveau van het kanaalsignaal op de effect-zend-uitgang in.
In stand „0" van de regelaar wordt het kanaalsignaal niet naar de effect-zend-uitgang
gestuurd.
In stand „10" van de regelaar wordt het kanaalsignaal volledig naar de effect-zend-uit-
gang gestuurd.
79
Werbung
Kapitel
