Kinderkraft KKWMOOV Bedienungsanleitung Seite 29

NL
veiligheidsgordel voor volwassenen.
4. Het kind in het autostoeltje veilig plaatsen
Open het gordelslot (druk de rode knop in).
Controleer of het kind juist in het stoeltje is geplaatst, het kind moet met zijn rug goed tegen
de rugleuning van het stoeltje steunen. De ergonomische vorm van de kuip voorkomt dat het
kind in het autostoeltje wegzakt.
Plaats de schoudergordels van het harnas op de schouders van het kind (D).
Voeg de twee slotdelen samen (A).
Steek de beide delen in het slot, een luide klik betekent dat ze correct zijn vastgemaakt (A).
Trek aan de afstelband aan de voorkant van de kuip om het kind in het stoeltje met behulp
van het harnas (gordelsysteem) te beveiligen.
De gordels (het harnas) afstellen
Het harnas (gordelsysteem) kan aan de lichaamsbouw van het kind (D) worden aangepast.
Voer de schoudergordels van het harnas door de openingen ter hoogte van de armen van het
kind (C).
De schoudergordels van het harnas worden als volgt afgesteld:
Voer de schoudergordels door de openingen in de bekleding en de kuip heen (C).
Voer de schoudergordels door de juiste opening in de bekleding en de kuip heen (C).
De afstelling van het harnas (gordelsysteem) wordt als volgt gewijzigd:
Om los te maken:
Druk de afstelknop in die zich aan de voorkant van de kuip bevindt (B).
Trek de beide schoudergordels tegelijk naar zich toe (B).
Om aan te spannen:
Trek aan de afstelband aan de voorkant van de kuip tot de harnasgordel zich aan het lichaam
van het kind aanpast.
Het einde van de afstelband kan aan de bevestigingspunten aan de voorkant van de kuip
worden vastgezet.
5. Het autostoeltje in de auto monteren
Bij het monteren van het autostoeltje moet rekening worden gehouden met de volgende
punten:
Plaats het autostoeltje NOOIT op stoelen waarbij een actieve frontale airbag is gemonteerd,
omdat dit gevaar kan veroorzaken. Dit geldt niet voor zogenaamde zij-airbags.
Let bij het monteren van het autostoeltje in de auto op het verschil tussen de schouder- en
heupgordel.
Plaats het autostoeltje altijd tegen de rijrichting in, op de achterbank of de passagierstoel,
zet de draagbeugel altijd rechtop (E).
Als de veiligheidsgordel van de passagier voorzien is van hoogteverstelling, zet die dan zo
laag mogelijk.
29