draait, niet hoger zijn dan 113 V (piekwaarde). Dit lasapparaat mag
op basis van de uitgangsspanning in deze gevallen worden gebruikt.
z Lassen in beperkte ruimtes
Bij het lassen in beperkte ruimtes kan een risico door toxische
gassen (verstikkingsgevaar) ontstaan.
In beperkte ruimtes mag alleen worden gelast, wanneer er geïn-
strueerde personen in de onmiddellijke nabijheid aanwezig zijn,
die in geval van nood kunnen ingrijpen.
Hier dient voor het begin van het lasproces een analyse door een
deskundige te worden uitgevoerd om te bepalen welke stappen
noodzakelijk zijn om de veiligheid van het werk te waarborgen en
welke voorzorgsmaatregelen dienen te worden genomen tijdens
het feitelijke lasproces.
z Optellen van nullastspanningen
Wanneer meer dan één lasstroombron tegelijkertijd in werking
is, kunnen de nullastspanningen ervan worden opgeteld en tot
een verhoogd elektrisch risico leiden. Lasstroombronnen moe-
ten zo worden aangesloten dat dit risico tot een minimum wordt
beperkt. De individuele lasstroombronnen, met hun aparte
besturingen en aansluitingen, moeten duidelijk worden gemar-
keerd, zodat herkenbaar is wat bij welk lasstroomcircuit hoort.
z Gebruik van schouderbanden
Er mag niet gelast worden, wanneer de lasstroombron wordt gedragen,
bijv. met een schouderband.
Daardoor moet worden voorkomen:
Het risico om het evenwicht te verliezen, wanneer er aan aange-
sloten leidingen of slangen wordt getrokken
Het verhoogde gevaar voor een elektrische schok, omdat de
lasser met de aarde in contact komt, wanneer deze een las-
stroombron van klasse I gebruikt, waarvan de behuizing door zijn
randaarde is geaard.
z Beschermende kleding
Tijdens de werkzaamheden moet de lasser over heel zijn lichaam
beschermd zijn tegen straling en verbranding door de juiste kle-
ding en gezichtsbescherming. De volgende stappen dienen in
acht te worden genomen:
66
NL/BE