retourverschil van de koeling F2).
3. Wanneer de vertraging bij het inschakelen van het alarm A1 is ingesteld
op 0, wordt het ultrahoge alarm van de E2-watertemperatuur onmiddellijk
geactiveerd wanneer de watertemperatuur superhoog is wanneer de
stroom wordt ingeschakeld; Wanneer de ingeschakelde watertemperatuur
ultralaag is, wordt het E3-alarm voor ultralage watertemperatuur
onmiddellijk geactiveerd
21. Status relaisuitgang bij alarm:
1. Wanneer E1, E2, E3 een alarm geeft, worden de compressor en de
koelmiddelmagneetklep geregeld volgens de normale besturingslogica.
2. De watertemperatuurinstelling (F0) van de controller wanneer het
E4-alarm loopt volgens de fabrieksinstelling. Bij werking in de constante
temperatuurmodus is er geen E4-alarm.
3. Wanneer E5 alarm geeft, schakelt het systeem automatisch over naar
de koelstatus.
- 13 -