Functionaliteit
3.1
Algemene veiligheidsinstructies
– het apparaat enkel gebruiken in technisch perfecte
staat
– verzekert u zich ervan dat het apparaat niet in de han-
den van kinderen terechtkomt
– verzekert u zich ervan dat het apparaat niet blootge-
steld wordt aan invloeden van vocht, trillingen, cons-
tante zonne- of warmtestraling, koude of mechanische
belastingen
– het apparaat mag alleen binnen het vermogensbereik
en de omgevingscondities worden gebruikt die in de
technische specificaties worden aangegeven
Een overbelasting kan schade toebrengen aan het
apparaat of leiden tot brand of een elektrisch ongeval.
4 Functionaliteit
DE
De bedieningsunit registreert de kamertemperatuur en
luchtvochtigheid in de gebruikte verwarmingszone en regelt
EN
deze via een basisstation voor de vloerverwarming. De in-
stellingen worden gemaakt met de tiptoetsen en het display.
FR
Ruimte- en systeemspecifieke parameters worden geconfi-
gureerd via de Alpha Smart-app.
NL
In combinatie met een Premium basis kunnen ook extra
IT
functies worden gerealiseerd met de optionele aansluitset,
bijv. dauwpuntbewaking, vloersensor, ruimtesensor.
ES
DA
6.1
Montage door middel van schroeven
NO
FI
SV
PL
EL
TR
22
De communicatie met de andere deelnemers vindt plaats via
het cSP-L radioprotocol. Aangezien de radiotransmissie tech-
nisch wordt gerealiseerd op een niet-exclusief transmissie-
pad, kan interferentie niet worden uitgesloten. Voorbeelden
voor storingsinvloeden zijn: Schakelhandelingen, elektromo-
toren, defecte elektrische apparaten.
5 Toesteloverzicht
zie
A Ruimtethermostaat
B Montage-onderdeel
6 Montage
zie
1. Geschikte montagepositie uitkiezen
2. Zich ervan verzekeren dat er geen kabels op de beoogde montageplek lopen
3. Het apparaat met een geschikte schroevendraaier losmaken van het montage-
onderdeel
4. Het montageonderdeel horizontaal op de wand plaatsen
5. Twee tegenover elkaar liggende boorgaten aan de hand van het montageonder-
deel markeren
Houten wanden: Schroeven direct inschroeven, indien nodig met een
houtboor (1,5 mm) voorboren
Betonnen/stenen muren: voorgetekende gaten met een 5 mm steen-
boor boren, pluggen inbrengen
6. Het montageonderdeel door middel van passende schroeven monteren
7. Het apparaat op het montageonderdeel plaatsen en in de klemmen laten vast-
klikken
A
[bladzijde 2]
C Display met functieaanduidingen
D Tiptoetsen
Selectie wisselen
Systeemtoets
kortstondig drukken (< 1 sec) om keuze te bevestigen
lang indrukken (>3 sec) geselecteerde functie uitvoeren
B
[bladzijde 2]