• Raak het water, het touw dat aan de handgrepen is bevestigd, en voorwerpen die in
contact komen met het water niet aan (bijv. pijpleidingen die in het water lopen,
relingen enz.).
• Er moet een koord/touw worden gebruikt om de dompelpomp onder te dompelen of
aan te sluiten en vast te zetten.
Gebruik de elektrische kabel NIET om de dompelpomp op te hangen, te laten zakken of
te verplaatsen. Bevestig een stuk touw aan het handvat. Verwijder de stekker niet door
aan de kabel te trekken, maar door aan de stekker zelf te trekken. De elektrische kabel
mag niet worden gebruikt om de dompelpomp vast te zetten of te verplaatsen.
• Het uiteinde van de afvoerslang moet zich op een lager punt bevinden dan de
maximale opvoerhoogte.
• Let op het minimale restwaterniveau, conform de gegevens van de dompelpomp.
• Laat de dompelpomp niet langer dan 10 minuten tegen de gesloten drukzijde draaien.
• Laat de dompelpomp niet pompen als deze het water om wat voor reden dan ook niet
kan afvoeren (bijvoorbeeld een verstopte afvoer, te hoge opvoerhoogte, enz.).
Hierdoor kan de dompelpomp beschadigd raken.
Het droog laten lopen van de dompelpomp versnelt de slijtage en kan tot
oververhitting leiden. Voorkom daarom altijd dat de dompelpomp pompt terwijl er
geen water meer wordt verplaatst. Schakel de dompelpomp in zulke gevallen altijd
onmiddellijk uit.
• De vlotterschakelaar mag alleen buiten het water worden bediend.
• Om ervoor te zorgen dat de vlotterschakelaar in- en uitgeschakeld kan worden, moet
de kabellengte tussen de vlotterschakelaar en de vlotterschakelaar-vergrendeling
minstens 10 cm zijn.
• De afvoerslang mag tijdens het gebruik van de pomp niet uit de pomp worden
verwijderd.
• Controleer de afvoerslang regelmatig.
• Verwijder de stekker van de dompelpomp uit het stopcontact voordat de dompelpomp
wordt gemonteerd.
• Verwijder de stekker van de dompelpomp uit het stopcontact voordat de dompelpomp
wordt aangesloten, afgesteld of vervoerd, of om een andere reden wordt aangeraakt.
• Verwijder de stekker van de dompelpomp uit het stopcontact voordat problemen met
het product worden opgelost.
Verwijder de stekker van de dompelpomp uit het stopcontact voordat onderhoud
wordt uitgevoerd of onderdelen worden vervangen. Zorg ervoor dat het stopcontact
zich binnen uw gezichtsveld bevindt.
• Bij overbelasting wordt de dompelpomp uitgeschakeld door de ingebouwde
thermische motorveiligheidsschakelaar. Nadat de motor voldoende is afgekoeld, is de
dompelpomp weer klaar voor gebruik.
6