NEO TOOLS 90-083 Anleitung Seite 121

Figuur 1
1.10. Gebruik de kachel niet in kelders, kelders of in een kamer
onder het maaiveld.
1.11. Neem in geval van storing contact op met de technische
dienst.
1.12. Draai na gebruik de kraan van de gasfles dicht.
1.13. De gasfles moet altijd worden vervangen volgens de
veiligheidsregels, uit de buurt van mogelijke ontstekingsbronnen.
1.14. De gasslang mag niet gedraaid of gebogen zijn.
1.15. De kachel moet op een plaats worden geplaatst waar geen
risico op brand bestaat, de warmeluchtafvoer moet minimaal 3
meter van een brandbare muur of plafond verwijderd zijn en mag
nooit naar de gasfles gericht zijn.
1.16. Gebruik alleen originele gasslang en reserveonderdelen.
1.17. De kachels die in deze folder worden beschreven, zijn niet
bedoeld voor huishoudelijk gebruik.
1.18. In het geval dat er een gaslek wordt gevonden of vermoed,
sluit dan onmiddellijk de gasfles, schakel de kachel uit en
gebruik deze niet opnieuw totdat deze is nagekeken door een
gekwalificeerd servicecentrum. Als de kachel binnenshuis wordt
geïnstalleerd, zorg dan voor een goede ventilatie door de deur
en ramen volledig te openen. Veroorzaak geen vonken of open
vuur.
1.19. Neem bij twijfel contact op met uw leverancier.
2. INSTALLATIE
2.1 Sluit de kachel aan op een geschikt stopcontact / 230V ~
50Hz
2.2 Zorg ervoor dat de machine goed is geaard.
2.3 Sluit de gastoevoerslang aan op de drukregelaar en sluit de
regelaar aan op een geschikte LPG-fles.
2.4 Open de kraan van de cilinder en controleer de toevoerslang
en fittingen op gaslekken. Voor deze operatie wordt aanbevolen
om een goedgekeurde lekdetector te gebruiken.
2.5 GEBRUIK NOOIT NAAKTE VLAMMEN.
2.6 Voor automatische toestellen: sluit de kamerthermostaat aan
op het stopcontact op het toestel en stel deze in op de gewenste
temperatuur.
3. GEBRUIKSAANWIJZING
VOORBEREIDING VOOR WERKING
1. Controleer de kachel op mogelijke transportschade.
2. Sluit het geheel van slang en regelaar aan op de LPG-cilinder
door de moer linksom in de klepuitlaat van de LPG-cilinder te
draaien en stevig vast te draaien.
3. Open de gaskraan van de cilinder en controleer alle
gasaansluitingen met een oplossing van zeep en water.
4. Sluit het netsnoer aan op een goed geaarde stroombron van
220-240V ~, 50Hz.
3.1 ONTSTEKING / Handmatige ontsteking
een. Draai de stroomschakelaar naar positie I en controleer of
de ventilator correct begint te draaien. (Figuur 2.)
b. Druk op de gaskraanknop en druk herhaaldelijk op de piëzo-
elektrische aansteker totdat de vlam gaat branden. (Figuur 3-4)
Figuur.3 Figuur.4
c. Terwijl de vlam oplicht, houdt u de ventielknop ongeveer 10
seconden ingedrukt. Mocht de verwarmer stoppen wanneer de
klepknop is losgelaten, wacht dan een minuut en herhaal het
starten door de klepknop langer ingedrukt te houden.
d. Regel de gasstroomdruk volgens het gewenste thermische
vermogen door het wiel van de drukregelaar linksom te draaien
om de druk te verhogen of rechtsom om te verlagen.
e. Neem contact op met uw leverancier als het probleem zich
blijft voordoen.
VOORZICHTIGHEID
Als de ontsteking moeilijk of onregelmatig is voordat u de
ontstekingshandelingen herhaalt, zorg er dan voor dat de
ventilator niet vergrendeld is en dat de luchtinlaat en -uitlaat vrij
zijn van obstakels.
3.2 UITSCHAKELEN
Om de kachel te stoppen, sluit u de kraan van de gasfles. Laat
de ventilator draaien totdat de vlam uitgaat en draai dan de
ventilatorschakelaar naar stand O.
3.3 AIRCONDITIONING
een. De heater kan ook als ventilator worden gebruikt.
b. Verwijder in dat geval de gastoevoerslang en sluit de stekker
van de kachel aan op een geschikt stopcontact.
c. Zet de ventilatorschakelaar op stand I.
GEUR FADE WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Gevaar voor verstikking
1. Gebruik de verwarmer niet voor het verwarmen van
menselijke vertrekken.
2. Niet gebruiken in ongeventileerde ruimtes.
3. De doorstroming van verbrandings- en ventilatielucht mag niet
worden belemmerd.
4. Er moet voor de juiste ventilatielucht worden gezorgd om de
verbrandingsluchtvereisten van de gebruikte verwarmer te
ondersteunen.
5. Gebrek aan goede ventilatielucht leidt tot een onjuiste
verbranding.
6. Onjuiste verbranding kan leiden tot koolmonoxidevergiftiging,
wat kan leiden tot ernstig letsel of de dood. Symptoom van
koolmonoxidevergiftiging kan zijn: hoofdpijn, duizeligheid en
ademhalingsmoeilijkheden.
BRANDSTOFGASGEUR
LP-gas en aardgas hebben door de mens veroorzaakte
geurstoffen die speciaal zijn toegevoegd voor het opsporen van
brandstofgaslekken.
Als er een gaslek optreedt, moet u het brandstofgas kunnen
ruiken. Aangezien propaan (LP) zwaarder is dan lucht, moet u
naar de gasgeur ruiken die laag bij de vloer zit. ELKE GAS
OROR IS UW SIGNAAL OM ONMIDDELLIJKE ACTIE TE
GAAN!
1. Onderneem geen actie waardoor het brandstofgas kan
ontsteken. Gebruik geen elektrische schakelaars. Trek niet aan
de stroomvoorziening of verlengsnoeren. Steek geen lucifers of
andere vlammen aan. Gebruik uw telefoon niet.
2. Haal iedereen onmiddellijk het gebouw uit en weg uit het
gebied.
3. Sluit alle propaan (LP) gastank- of
cilinderbrandstoftoevoerkleppen, of de
hoofdbrandstoftoevoerklep op de meter als u aardgas gebruikt.
4. Propaangas (LP) is zwaarder dan lucht en kan zich in
laaggelegen gebieden nestelen. Als u reden heeft om een
propaanlek te vermoeden, blijf dan uit alle lage gebieden.
5. Gebruik de telefoon van uw buurman en bel uw
brandstofgasleverancier en uw brandweer. Betreed het gebouw
of gebied niet opnieuw.