Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

FAAC E605 Bedienungsanleitung Seite 85

Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 67
5.3.2. i
(F
ndicAtielAmpje
Klemmen "13 & 15". Uitgang 24 V
afstand kan worden gemonitord. Als de lamp eenmaal is aangesloten, werkt hij als volgt:
Lampje uit = Automatisch systeem gesloten
Lampje aan = Arm open
Lampje knippert snel = Arm gaat open
Lampje knippert langzaam = Arm gaat dicht
De belasting op deze contacten mag niet hoger zijn dan 5 W.
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 13 is de positieve pool.
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 13 is de positieve pool. .
5.3.3. v
erlichting Arm
Klemmen " "14 & 15". Uitgang 24 V
verkocht). Door een lichtslang op de arm aan te brengen wordt deze aanzienlijk beter zichtbaar. Het gedrag van de lichtslang wordt bepaald
door de parameter "G", zie paragraaf 9.
Tijdens de fase van weergave/programmering van de bedrijfsparameters knippert de verlichting op de arm snel.
Gebruik deze klemmen uitsluitend voor de lichtslang, er mogen geen andere voorzieningen op worden aangesloten.
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 14 is de positieve pool.
Bij het aansluiten van de lamp moet de polariteit van de klemmen in acht worden genomen; klem 14 is de positieve pool. .
5.4. KLEMMENBORD CN4
5.4.1. o
perAtie tegengestelde slAgbomen
Klemmen "16 & 22". Deze klemmen worden gebruikt om in installaties met twee tegengestelde slagbomen de beweging van de twee
slagbomen. Deze klemmen moeten worden aangesloten op de respectievelijke klemmen van de tweede kaart; in de praktijk moeten de
klemmen van de twee kaarten worden doorverbonden. Naast deze klemmen moeten alle gebruikte impulsgevers en veiligheidsinrichtingen
worden aangesloten. In figuur 7 is het volledige aansluitschema weergegeven.
Klem 23, fototest, hoeft niet parallel te worden aangesloten.
De bedrijfsparameters van de twee besturingseenheden, inclusief de logica en de pauzetijd, moeten op dezelfde wijze
worden ingesteld.
De programmering moet worden uitgevoerd op beide besturingseenheden.
Bij toepassingen met tegengestelde slagbomen wordt aangeraden om, voor de werking met radioafstandsbedieningen,
een externe ontvanger te gebruiken die parallel op de twee kaarten is aangesloten.
5.4.2. v
eiligheidsvoorzieningen
Klemmen " "17 & 22". N.C.-contact. Op deze klemmen moet een willekeurige voorziening voor obstakeldetectie worden aangesloten (bijv.
fotocellen) die, door het contact te openen, ingrijpt in de beweging van het automatisch systeem. Met de parameter "y" kan worden
gekozen hoe de veiligheidsvoorzieningen ingrijpen: alleen actief tijdens het sluiten, of actief tijdens het openen en sluiten. De status van
deze ingang wordt gesignaleerd door de led FSW.
Als er geen veiligheidsvoorzieningen worden aangesloten moet deze ingang worden doorverbonden, de led FSW moet blijven
branden.
Meerdere veiligheidsvoorzieningen moeten in serie worden aangesloten.
5.4.3. s
(F
. 5)
top
ig
Klemmen " "18 & 22". N.C.-contact. Sluit op dit contact een willekeurige impulsgever (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die, door
het contact te openen, het commando moet geven het automatisch systeem onmiddellijk te stoppen, terwijl het eventuele automatische
functies worden gedeactiveerd. Na een STOP-impuls moet een OPEN-impuls worden gegeven om de normale werking van het automatisch
systeem te hervatten. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led STOP.
Op deze klemmen is reeds het veiligheidscontact van het deurtje aangesloten (N.O.-contact altijd actief), verwijder deze
aansluiting niet.
Meerdere STOP-voorzieningen moeten in serie worden aangesloten.
5.4.4. o
/ c
(F
pen
lose
Klemmen " "19 & 22". N.O.-contact. Sluit op deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan
die, door het contact te sluiten, het commando moet geven voor het openen of sluiten van het automatisch systeem. Het gedrag van deze
ingang wordt bepaald door parameter "d", zie paragraaf 9. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led OP/CL.
Meerdere impulsgevers met deze functie moeten parallel worden aangesloten.
5.4.5. o
(F
. 5)
pen
ig
Klemmen "20 & 22". N.O.-contact. Sluit op deze twee klemmen een willekeurige impulsgever (bijv. drukknop, sleutelschakelaar enz.) aan die,
door het contact te sluiten, het commando moet geven voor het openen van de boom. Deze ingang bedient alleen de openingsmanoeuvre
van de boom, dus als de arm open is heeft hij geen effect. De status van deze ingang wordt gesignaleerd door de led OPEN.
Meerdere impulsgevers met deze functie moeten parallel worden aangesloten. .
Meerdere impulsgevers met deze functie moeten parallel worden aangesloten.
. 4)
ig
max. 5 W. Sluit op deze klemmen de eventuele lamp aan waarmee de status van de slagboom op
(F
. 4)
ig
max. 20 W. Op deze klemmen moet de op de arm te plaatsen lichtslang worden aangesloten (los
(F
. 7)
ig
FsW (F
.6)
ig
. 5)
ig
E605
Pagina 
Gids voor de installateur

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis