4.4
Be- en ontluchtingsleiding
Bij vrijliggende inbouw zorgen dat het voorgemonteerde ontluchtingsventiel inclusief actief koolfilter (1) stevig is vastge-
schroefd.
Bij gebruik in schachten het ontluchtingsventiel demonteren en de ontluchtingsslang via het terugstuwniveau leiden.
Be - en ontluchtingsleiding aansluiten
Om het functioneren bij een overstroming in alle inzetscena-
rio's te kunnen garanderen, moet de be- en ontluchtingslei-
ding tot 15 cm boven het terugstuwniveau worden geleid.
De be- en ontluchtingsleiding moet zo worden aangelegd,
dat zij de toegang voor onderhoudsdoeleinden noch de
andere leidingsverbindingen (persleiding/mantelbuis) hin-
dert.
Ontluchtingsventiel (1) uit de pompeenheid (2) schroe-
ven.
De be- en ontluchtingsleiding bij de aansluiting (3) van
het ontluchtingsventiel bevestigen (halfduims schroef-
draad).
Let op dat de afdichting tussen be- en ontluchtingsleiding
en basiselement correct is aangebracht.
4.5
Persleiding aansluiten
Sluitstop (2) op het basiselement (3) verwijderen.
Afdichting (1) plaatsen.
Aansluitstuk (4) uit de binnenkant van het basiselement
op het verlengstuk (3) monteren en de moer (5) van de
buitenkant met ca. 10 Nm aandraaien.
Op locatie aanwezige persleiding op het aansluitstuk aan-
sluiten.
010-844
Inbouw- en bedieningshandleiding
75 / 104