nl
Inschakelen van
het apparaat
Het apparaat met de insteltoets
inschakelen. Afb. 1/1
Het apparaat begint te koelen. De
verlichting is ingeschakeld wanneer de
deur open is.
De fabriek adviseert de volgende
temperaturen:
Koelruimte: +4 °C
■
Diepvriesruimte: –18 °C
■
Aanwijzingen bij het gebruik
Na het inschakelen kan het een aantal
■
uren duren voordat de ingestelde
temperaturen zijn bereikt.
Door het volledig automatische
■
No Frost-systeem blijft de vriesruimte
ijsvrij. Ontdooien is overbodig.
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Wanneer de deur van de
■
diepvriesruimte na het sluiten niet
direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de
onderdruk is verdwenen.
76
Instellen van
de temperatuur
Instellen van de temperatuur
Temperatuurregelaar, afb. 1/5, op de
gewenste instelling draaien.
Bij een gemiddelde instelling wordt de
temperatuur in de koudste zone
ca. +4 °C. Afb. 1/5
Hogere instellingen veroorzaken koudere
temperaturen in de koelruimte.
Wij adviseren:
Gevoelige levensmiddelen niet
■
opslaan op een temperatuur lager
dan +4 °C.
Een lage instelling voor het
■
kortstondig opslaan van
levensmiddelen
(energiebesparingsstand).
Een gemiddelde instelling voor het
■
langdurig opslaan van
levensmiddelen.
Een hoge instelling alleen voor korte
■
tijd instellen wanneer de deur vaak
wordt geopend en wanneer er grote
hoeveelheden levensmiddelen worden
opgeslagen in de koelruimte.
Diepvriesruimte
De temperatuur is instelbaar van –16 °C
tot –24 °C.
Temperatuur-insteltoets 2 net zo vaak
indrukken tot de gewenste temperatuur
in de diepvriesruimte is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het
geheugen opgeslagen.
De ingestelde temperatuur wordt op
indicatie 3 aangegeven.
Wij adviseren een instelling van –18 °C
voor de diepvriesruimte.