B) Wechselspannungsmessung; C) Gleichstrommessung; Uitvoeren Van Metingen; D) Widerstandsmessung - BASETech BT-555 Bedienungsanleitung

B) Wechselspannungsmessung

Überschreiten Sie auf keinen Fall die max. zulässigen Eingangsgrößen,
auch nicht bei der Messung von überlagerten Gleichspannungen (z.B.
Brummspannung). Max. 300 VAC rms.
Berühren Sie keine Schaltungen oder Schaltungsteile, wenn Sie höhere
Spannungen als 25 VACrms oder 35 VDC darin messen.
Zur Messung von Wechselspannungen gehen Sie wie folgt vor:
1. Stellen Sie den Drehschalter auf
Spannungsmessbereich (300V) im Bereich "V~" ein.
2. Verbinden Sie die Messspitzen mit dem Messobjekt (Last,
Schaltung usw.).
3. Der augenblickliche Messwert wird abgebildet.

C) Gleichstrommessung

Zur Messung von Gleichströmen gehen Sie wie folgt vor:
1. Stellen Sie den Drehschalter auf Gleichstrommessung (2000 uA��
oder 20 mA�� oder 200 mA��).
2. Verbinden Sie die Messleitungen in Serie mit dem Messobjekt.
Messen Sie keine Ströme in Stromkreisen, in welchen Spannungen größer
300 VDC auftreten können, damit das Messgerät nicht beschädigt wird und
dadurch für Sie Lebensgefahr bestehen kann. Messen Sie auf keinen Fall
Ströme über 0,2 A.

D) Widerstandsmessung

Vergewissern Sie sich, dass alle zu messenden Schaltungsteile, Schaltungen
und Bauelemente sowie andere Messobjekte unbedingt spannungslos sind.
Zur Widerstandsmessung gehen Sie wie folgt vor:
1. Stellen Sie den Drehschalter auf "Ω" (5 Bereiche).
2. Überprüfen Sie die Messleitungen auf Durchgang, indem
Sie beide Messspitzen miteinander verbinden. Daraufhin
stellt sich ein Widerstandswert von ca. 0,1 bis 0,2 Ohm ein
(=Widerstand der Messleitungen).
3. Nun verbinden Sie die Messspitzen mit dem Messobjekt. Beträgt der vermeintliche
Widerstand des Messobjektes weniger als ca. 10 Ohm, müssen Sie den Widerstandswert
Ihrer Messleitungen vom Messwert abziehen.
8
den höchsten
G G
~ ~
C) Inbedrijfstelling
Instelelement meetfunctie schakelaar of draaischakelaar.
Via de draaischakelaar wordt het meetapparaat zowel in- als uitgeschakeld (OFF).
De stand van de meetfunctie schakelaar mag in geen geval tijdens een meting worden veranderd,
omdat het meetapparaat hierdoor defect kan raken (afbraakvonken), wat bij spanningen groter
dan 25 VACrms resp. groter dan 35 VDC voor u levensgevaarlijk kan zijn.
Door het draaien van de draaischakelaar kunnen de volgende meetbereiken (met deklok mee,
vanaf "OFF") worden geselecteerd:
V~ = wisselspanningsmeting (2 bereiken)
A�� = gelijkstroommeting tot max. 200 mA (3 bereiken)
= batterijentest (1,5 V knopcel batterijen, 9 V blokbatterij)
= signaalgenerator-uitgang (50 Hz, rechthoek)
= diodentest
= weerstandsmeting (5 bereiken)
Ω
V�� = gelijkspanningsmeting (5 bereiken)
D) Gebruikspositie
Gebruik de multimeter steeds zo dat u het LCD-scherm kunt aflezen, d.w.z. dat de digitale
display naar boven wijst.

4. Uitvoeren van metingen

A) Gelijkspanningsmeting
Overschrijd nooit de maximale ingangswaarden, ook niet bij het meten van
geïnterfereerde gelijkspanningen (bijv. rimpelspanning).
Max. 300 V~.
Raak geen schakelingen en schakeldelen aan wanneer u bezig bentspanningen
groter dan 25 VACrms resp. groter dan 35 VDC te meten.
Voor het meten van gelijkspanningen gaat u als volgt te werk:
1. Stel de draaischakelaar op het hoogste spanningsmeetbereik
(300V) in het bereik"V��" in.
2. Verbind de meetstaafjes met het meetobject (belasting,
schakeling etc.).
3. De polariteit van de meetwaarde wordt samen met de
huidige meetwaarde weergegeven.
Zodra bij de gelijkspanningsmeting een "-" voor de meetwaarde
verschijnt, is de gemeten spanning negatief (of de meetkabels
zijn verwisseld).
37