Werbung
B) Wisselspanningsmeting
Overschrijd nooit de maximale ingangswaarden, ook niet bij het meten van
geïnterfereerde gelijkspanningen (bijv. rimpelspanning).
Max. 300 VACrms.
Raak geen schakelingen en schakeldelen aan wanneer u bezig bentspanningen
groter dan 25 VACrms resp. groter dan 35 VDC te meten.
Voor het meten van wisselspanningen gaat u als volgt te werk:
1.
Stel de draaischakelaar op het hoogste spanningsmeetbereik
(300 V) in het bereik "V~" in.
2.
Verbind de meetstaafjes met het meetobject (belasting,
schakeling etc.).
3.
De huidige meetwaarde wordt weergegeven.
C) Gelijkstroommeting
Voor het meten van gelijkstromen gaat u als volgt te werk:
1.
Zet de draaischakelaar op gelijkstroommeting (2000 uA�� of 20 mA��
of 200 mA��).
2.
Verbind de meetleidingen in serie met het meetobject (zie afbeelding
hierna).
Meet geen stromen in stroomcircuits waarin spanningen kunnen optreden
die groter zijn dan 300 VDC, om te voorkomen dat het meetapparaat wordt
beschadigd en er voor u levensgevaar ontstaat. Meet in geen geval stromen
groter dan 0,2 A.
D) Weerstandsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten,alsook
andere meetobjecten absoluut spanningsvrij zijn.
Bij de weerstandsmeting gaat u als volgt te werk:
1.
Zet de draaischakelaar op "Ω" (5 bereiken).
2.
Controleer de meetkabels op doorgang door beide
meetstaafjes met elkaar te verbinden. Vervolgens
verschijnt er een weerstandswaarde van ca. 0,1 tot 0,2
1/2(= weerstand van de meetkabels).
3.
Verbind nu de meetstaafjes met het meetobject. Indien de veronderstelde weerstand van
het meetobject minder dan ca. 10 ( bedraagt, dan moet u de weerstandswaarde van uw
meetkabels van de meetwaarde aftrekken.
38
C) Inbetriebnahme
Einstellelement Messfunktionsschalter oder Drehschalter
Über den Drehschalter wird das Messgerät sowohl eingeschaltet, als auch ausgeschaltet (OFF).
Der Messfunktionsschalter darf während der Messung auf keinen Fall verstellt werden, da
dadurch das Messgerät zerstört werden kann (Abrissfunken) bzw. für Sie als Folge davon bei
Spannungen größer als 25 VACrms bzw. 35 VDC Lebensgefahr bestehen kann.
Im Vollkreis angeordnet, sind hier die verschiedenen Messbereiche (im Uhrzeigersinn, ab "OFF"),
durch Drehung des Schalters, auswählbar:
V~
= Wechselspannungsmessung (2 Bereiche)
A��
= Gleichstrommessung bis max. 200 mA (3 Bereiche)
= Batterietest (1,5V-Rundzellen, 9-V-Blockbatterie)
= Signalgeneratorausgang (50Hz, Rechteck)
= Diodentest
G
G
~
~
= Widerstandsmessung (5 Bereiche)
Ω
V��
= Gleichspannungsmessung (5 Bereiche)
D) Gebrauchslage
Betreiben Sie das Multimeter stets so, dass Sie die Flüssigkeitskristallanzeige (englisch kurz:
LCD) lesen können bzw. die Digitalanzeige nach oben zeigt.
4. Durchführung von Messungen
A) Gleichspannungsmessung
Zur Messung von Gleichspannungen gehen Sie wie folgt vor:
1.
Stellen
Spannungsmessbereich (300V) im Bereich "V��" ein.
2.
Verbinden Sie die Messspitzen mit dem Messobjekt (Last,
Schaltung usw.).
3.
Die jeweilige Polarität des Messwertes wird zusammen mit
dem augenblicklichen Messwert abgebildet.
Sobald bei der Gleichspannungsmessung ein "-" vor dem
Messwert erscheint, ist die gemessene Spannung negativ (oder
die Messleitungen sind vertauscht).
Überschreiten Sie auf keinen Fall die max. zulässigen Eingangsgrößen,
auch nicht bei der Messung von überlagerten Gleichspannungen (z.B.
Brummspannung). Max. 300 VDC.
Berühren Sie keine Schaltungen oder Schaltungsteile, wenn Sie höhere
Spannungen als 25 VACrms oder 35 VDC darin messen.
Sie
den
Drehschalter
auf
den
höchsten
7
Quicklinks ausblenden:
Werbung
Kapitel
