1. Meng de benzine en olie telkens in een
schone bus, die geschikt is voor benzine.
2. Vul de bus eerst met de helft van de beno-
digde hoeveelheid benzine, voeg vervol-
gens de gehele benodigde hoeveelheid olie
toe en schud de bus. Tenslotte voegt u de
resterende benzine toe en schudt u nog-
maals.
3. Draai de dop van de tank en vul de tank
met de mengsmering (zie afbeelding 1, nr.
8). Veeg benzineresten rond de dop van de
tank op en draai de dop weer op de tank.
In gebruik nemen
Waarschuwing! Voordat u het ap-
paraat in gebruik neemt, moet u con-
troleren of deze klaar is voor gebruik.
Start het apparaat niet als u ook maar
de geringste twijfel hebt!
Let vooral op de volgende punten:
•
Controleer het maaigereedschap op be-
schadigingen en slijtage.
•
De maaikop moet juist zijn gemonteerd
•
Alle schakelaars moeten licht gaan
•
De bougie moet stevig vastzitten. Als de
stekker loszit, kunnen vonken ontstaan,
waardoor brandstofresten vlam kunnen
vatten.
•
Zorg dat de handgrepen altijd schoon zijn,
1
8
Afb. 4
6
4
5
zodat het apparaat veilig kan worden ge-
hanteerd.
•
Alle veiligheidsinrichtingen moeten vol-
gens de voorschriften zijn ingebouwd en
geplaatst voordat het apparaat kan worden
gestart.
De maaikop moet vrij kunnen lopen.
Controleer voordat u het apparaat start of de
maaikop goed zit en of beweegbare delen vrij
lopen.
Waarschuwing! Laat u helpen door
een vakman of een geautoriseerd ser-
vicecenter als u ook maar de gering-
ste twijfel hebt.
Motor starten (afbeelding 4)
Start de motor minimaal 3 meter
verwijderd van de plaats waar u de
brandstof hebt bijgevuld.
1. Plaats het apparaat op een stevige vlakke
ondergrond. Wees er zeker van dat de
maai-inrichting de bodem of andere voor-
werpen niet raakt.
2. Zet de aan-/uitschakelaar (1) in de hand-
greep op 'ON'.
3. Bij een koude start zet u de choke (2) op
'Choke'
2
3
8
7
NL
.
B
47